De kankercellen zijn goed gedifferentieerd. Dat betekent dat de tumorcellen voor een groot deel lijken op gezonde cellen van het orgaan waarin ze zijn ontstaan. De kankercellen groeien meestal langzaam.
Blaaskanker ontwikkeld zich meestal langzaam en komt vaker voor bij ouderen van boven de 60 jaar. Blaaskanker kent verschillende groeistadia, en de behandeling hangt af van het stadium waarin de tumor zich bevindt.
Symptomen blaaskanker
Symptomen van blaaskanker kunnen zijn: bloed in de urine, pijnlijk, moeilijk of juist veel plassen, chronische blaasontsteking en buikpijn. Het kan voorkomen dat de ziekte pas wordt ontdekt wanneer er uitzaaiingen zijn en deze klachten veroorzaken in het lichaam.
Blaastumoren kunnen zowel goed- als kwaadaardig zijn. Goedaardige tumoren van de blaas worden goedaardige poliepen of benigne papillomen genoemd. De kans dat een tumor in de blaas goedaardig is, is ongeveer 5%. De resterende 95% is kwaadaardig; dan is sprake van kanker.
T1-T4 beschrijft de grootte tumor en de mate van verspreiding naar omringende weefsels. Hoe groter het getal na de T, hoe groter de tumor is.
T1c: de tumor is tussen de 1 en 2 centimeter groot. T2: de tumor is tussen de 2 en 5 centimeter groot. T3: de tumor is groter dan 5 cm. T4: de tumor is in de omliggende weefsels gegroeid.
Een goedaardige tumor kenmerkt zich vaak door een ronde vorm. Een kwaadaardige tumor daarentegen groeit meer als een aardappel die begint uit te lopen.
Kankercellen voeden zich, meer dan gezonde cellen, met suikers. Daarom zou een beperking van suikerinname via de voeding in theorie tumorgroei kunnen helpen vertragen. In de praktijk gebeurden de meeste wetenschappelijke studies die het verband tussen suiker en kanker bestudeerden, op dieren.
De blaastumor wordt weggesneden (resectie) met behulp van een klein, metalen lisje waar stroom doorheen gaat. In de plasbuis wordt een kijkbuis ingebracht, die aangesloten is op een camera. Via een monitor kan de uroloog de operatie uitvoeren. Door de kijkbuis wordt het metalen lisje gevoerd.
Goedaardige tumoren van de blaas worden ook wel goedaardige poliepen genoemd. De kans dat een poliep in de blaas goedaardig is, is ongeveer 5 procent. De resterende 95procent zijn kwaadaardig en dan is er dus sprake van kanker.
De eerste 2 weken na de operatie mag u niet fietsen. De eerste 2 weken na de operatie mag u geen zwaar werk verrichten (meer dan 5 kilo tillen). De eerste 2 weken na de operatie mag u geen geslachtsgemeenschap hebben. Soms heeft u een branderig gevoel bij het plassen in de eerste week na de operatie.
Het is vaak onduidelijk hoe blaaskanker ontstaat. Wel is bekend dat bepaalde zaken de kans erop kunnen vergroten: roken. werken met aromatische aminen, een bepaald type giftige stoffen.
De totale opname duurt 2 tot 3 weken. Het hangt ervan af hoe snel je weer bent opgeknapt na de operatie. Je moet jezelf ook na de operatie goed kunnen katheteriseren en de blaas kunnen spoelen. Als jij en je ouders dit geleerd hebben dan kun je in principe naar huis.
Blaastumoren worden onderverdeeld in: Oppervlakkig groeiende tumoren (ontstaan in het blaasslijmvlies), die niet ingroeien in de spierwand. Spierinvasief (= binnendringend) groeiende tumoren die zich wel tot in de spierwand uitbreiden.
De eerste twee weken mag u geen zware arbeid doen; til niet zwaarder dan vijf kilo en niet persen. Uw urine kan tot ongeveer zes weken na de operatie af en toe wat bloederig zijn. Dit komt omdat de korstjes op het wondgebied in de blaas loslaten. Het is belangrijk dat u goed drinkt: twee tot drie liter per dag.
De uroloog inspecteert de blaas: dit gebeurt via een hol instrument, dat in de plasbuis wordt gebracht tot in de blaas, waarmee de uroloog de tumor bekijkt en kan verwijderen. Via dit holle buisje brengt de uroloog het operatie-instrumentarium (een stalen lisje, waar een elektrische stroom doorheen loopt) in de blaas.
Als er geen uitzaaiingen in de lymfeklieren aanwezig zijn, gaat de uroloog verder met de operatie. Hij/zij maakt dan eerst de urineleiders los van de blaas. Hierna wordt de blaas verwijderd. Bij de man wordt ook de prostaat verwijderd en soms de plasbuis als de tumor ook hierin zit.
Bij oppervlakkige blaaskanker is meestal een blaassparende operatie mogelijk: alleen de tumor wordt weggenomen. Bij spierinvasieve blaaskanker wordt de blaas volledig verwijderd. De urine moet dan langs een andere weg afgevoerd worden.
Als uw blaas is weggehaald, krijgt u een andere urineopslag. Dit is een uitwendig stoma, inwendig stoma of nieuwe blaas. Deze worden allemaal gemaakt van een deel van uw darmen. De uroloog helpt u kiezen.
Wissel de eerste dagen rust en activiteit steeds af, waarbij u geleidelijk aan steeds actiever wordt en minder hoeft te rusten. In het algemeen kunt u - tenzij er nog vervolgbehandeling nodig is - drie tot zes weken na de operatie alle activiteiten weer doen die u voor de operatie ook kon.
Door verwijding van de interne sluitspier en prostaat kan een van tevoren al minder functionerende sluitspier in de problemen komen en urine doorlaten. Ook kan de sluitspier beschadigd raken. U kunt in de eerste fase na de operatie een verhoogde aandrang voelen.
De operatie duurt gemiddeld een uur. Nadat de anesthesioloog de verdoving heeft toegediend, begint de operatie. De uroloog brengt een instrument in de plasbuis, waarmee hij kan opereren.
Patiënten met oppervlakkige blaastumoren hebben een grote kans op genezing. Meer dan 90% van de patiënten leeft nog 5 jaar na diagnose. Patiënten met spierinvasieve tumoren hebben een slechtere 5-jaarsoverleving. Meer dan de helft van deze patiënten is 5 jaar na de diagnose overleden aan blaaskanker.
Bij lokaal / lokaal gevorderde blaaskanker is de tumor in de spierlaag van de blaas gegroeid (T2) of doorgegroeid in het omliggende vetweefsel (T3). Als tumoren gevonden worden in nabije organen zoals de prostaat, baarmoeder, of weefsel van de bekkenbodem of buikwand, dan heeft het de classificering T4.
In de eerste periode na de operatie kan het zijn dat u meer moeite heeft met het ophouden van de ontlasting omdat de sluitspier van uw anus langere tijd niet heeft gewerkt. Deze klachten kunnen zes weken tot drie maanden aanhouden en verdwijnen na verloop van tijd meestal spontaan.