bravouregedrag, nonchalance of het vertellen van fantasieverhalen. Vaak is er sprake van ontkenning van de beperking en zelfover- schatting. Bovenstaande eigenschappen wijzen uiteraard niet altijd op een licht verstandelijke beperking, maar kunnen wel signalen zijn om daar alert op te zijn.
Een licht verstandelijke beperking uit zich in een IQ-score tussen de 50 en 70. In Nederland kunnen mensen met een IQ-score tussen de 70 en 85 die eigenlijk zwakbegaafd zijn en (ernstige) bijkomende problematiek hebben, eveneens gebruik maken van de zorg voor mensen met een LVB.
Kinderen en jongeren met een lvb hebben moeite met het onthouden en verwerken van informatie. Zij hebben een achterstand in het werkgeheugen, een relatief zwak verbaal kortetermijngeheugen en een laag denktempo.
Bij (jong)volwassenen kunnen bijvoorbeeld een laag opleidingsniveau, een klein sociaal netwerk, een gebrek aan concrete vaardigheden als klokkijken en het hebben van wat meer kinderlijke hobby's en voorkeuren tekenen zijn dat er sprake is van een lvb of zwakbegaafdheid.
Ongeveer 30-40% van de kinderen met een LVB heeft psychische problemen. Een LVB kan samengaan met één of meer andere, psychiatrische stoornissen. De combinatie van een LVB met psychische problemen maakt een juiste beoordeling moeilijk.
Mensen met een LVB hebben in hun leven vaak te maken met kwetsbaarheden en tegenslagen. Zo kunnen ze zichzelf minder goed staande houden in de complexe maatschappij, kost het aangaan van sociale relaties veel moeite, hebben ze moeite met omgaan met stress en missen ze vaak sociale steun.
Er zijn verschillen tussen ouders met een LVB in de mate waarin ze moeite hebben met de opvoeding. Ouders met een LVB functioneren gemiddeld beter wanneer zij beschikken over emotionele stabiliteit, een positief zelfbeeld, impulscontrole, frustratietolerantie, gewetensfunctie, vertrouwen en vermogen tot zelfreflectie.
Bij de communicatie richting mensen met een LVB is het belangrijk een rustige en gelijkwaardige houding aan te nemen. Gebruik korte zinnen (5-7 woorden) zonder moeilijke of buitenlandse woorden. Gebruik geen verwijswoorden (woorden die verwijzen naar een woord dat eerder is gebruikt, zoals die, dat, hem enzovoort).
Jongeren met een LVB hebben een heel concrete opvatting van de werkalliantie. Vooral goede afspraken over de taken zijn vanuit hun perspectief belangrijk voor hun motivatie voor begeleiding. Daarnaast blijkt vertrouwen in de begeleider ook een belangrijke factor voor de motivatie voor begeleiding.
Uit internationale literatuur kunnen we afleiden dat 40-60% van de mensen met een LVB ook een vorm van autisme heeft (Kraijer en Plas, 2004). ASS is de nieuwe benaming van drie diagnoses die zijn gesteld over autisme: PDD-NOS, Asperger en Klassiek Autisme.
Een lvb kan ontstaan door verschillende biologische factoren, zoals een genetische afwijking, ziekte van de moeder tijdens de zwangerschap, en blootstelling aan giftige stoffen als alcohol, drugs en medicijnen tijdens de zwangerschap.
Het vroegtijdig signaleren van een LVB is erg belangrijk. Het voorkomt onder andere dat cliënten worden overvraagd door hun behandelaren en zorgt ervoor dat de behandeling beter aansluit op wat iemand kan en aankan.
Iemand met zwakbegaafdheid heeft een IQ tussen de 70 en 85. Iemand met een lichte verstandelijke beperking heeft een IQ tussen 50-70 en beperkingen in het aanpassingsvermogen die zijn ontstaan gedurende de ontwikkelingsperiode.
Ze gebruiken woorden en zinnen die ze hebben opgevangen, maar die ze zelf niet begrijpen. Met name in emotioneel opzicht zijn kinderen met een LVB vaak jonger dan leeftijdgenootjes en dit kan al vroeg problemen geven met het gedrag. Deze kinderen kunnen heftig reageren op 'normale' conflictsituaties.
Mensen met een matige of lichte verstandelijke beperking, die veelal in bezit zijn van een hoog niveau van vaardigheden, zijn gevoelig voor het ontwikkelen van een disharmonisch ontwikkelingsprofiel. Zij kunnen vaak meer dan zij aankunnen.
Onder communicatiemethoden worden bijvoorbeeld debatten, discussies en dialogen verstaan. Om een debat of discussie in goede banen te leiden kun je de Talking Stick inzetten. Communicatiemethoden met de Talking Stick werven steeds meer populariteit.
Heel belangrijk is eenvoudig taalgebruik. “Gebruik bijvoorbeeld in een gesprek geen dubbele ontkenningen en vermijd jargon. Formuleer je mailtjes in korte zinnen en zorg voor een duidelijke boodschap. Maak jouw taalgebruik en houding dus toegankelijker.
ZEVMB staat voor Zeer Ernstige Verstandelijke en Meervoudige Beperkingen. Dit betekent dat er altijd sprake is van zeer ernstige verstandelijke beperkingen. Op deze pagina vind je kenmerken van iemand met ZEVMB.
Tussen ongeveer 40% en 55% van de volwassenen met een LVB (zonder en met bijkomende problemen) is actief op de arbeidsmarkt, terwijl zeven van de tien mensen zonder gezondheidsbeperkingen werkt. Het vinden en houden van werk is voor mensen met LVB+ vanwege hun beperking niet vanzelfsprekend.
Als mensen een laag IQ hebben, noemen we dit een verstandelijke beperking. Veel mensen met een laag IQ redden zich goed zelf, we noemen dit dan een lichte verstandelijke beperking (LVB). Mensen met een lichte verstandelijke beperking vinden een aantal dingen wél vaak moeilijk.
Hun informatieverwerking is trager, ze zien verbanden moeilijk en overzien de gevolgen van hun handelen niet altijd. Intenties van anderen zijn lastig te begrijpen, wat vaak tot problemen in vriendschappen en relaties leidt. Het is lastig om moeilijke informatie te verwerken, vooral als deze niet gedoseerd binnenkomt.
Een disharmonisch profiel maakt mensen met een verstandelijke beperking, vooral emotioneel, kwetsbaar en juist vanuit die emotionele kwetsbaarheid ontstaan bij velen psychische problematiek en/of moeilijk verstaanbaar gedrag.
Gemiddeld is dat bij iemand met matige verstandelijke beperkingen vanaf 50 jaar. Voor mensen met het syndroom van Down en mensen met (zeer) ernstige verstandelijke beperkingen vanaf 40 jaar. Bij mensen met lichte verstandelijke beperkingen rond de leeftijd van 65.
Iemand met zwakbegaafdheid heeft een IQ tussen de 70 en 85. aanpassingsvermogen die zijn ontstaan gedurende de ontwikkelingsperiode.