Bij een zin met hij, zij, men, het of een zelfstandig naamwoord is wordt altijd met een t. Hij wordt naar school gebracht. Wordt hij naar school gebracht? Ook bij u is wordt altijd met een t.
De correcte vervoeging is je/jij wordt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging word je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).
Een persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spellen we volgens de regel stam plus t. In twee uitzonderingsgevallen komt er géén t achter de stam: Bij de ik-vorm: ik word.
'Word' gebruik je in de gebiedende wijs en wanneer je de ik-vorm gebruikt. 'Wordt' gebruik je bij de hij/zij/het-vorm.
Bij de regelmatige werkwoorden is de regel voor de jij-vorm ik-vorm + t: jij loopt – jij werkt – jij wordt – jij vindt. Maar als het werkwoord vóór jij staat, vervalt die t: loop jij – werk jij – word jij – vind jij.
Bij een zin met hij, zij, men, het of een zelfstandig naamwoord is wordt altijd met een t. Hij wordt naar school gebracht. Wordt hij naar school gebracht? Ook bij u is wordt altijd met een t.
Wordt is juist: 'Dit wordt je vast niet kwalijk genomen. ' De twijfel in dit soort zinnen wordt veroorzaakt doordat je achter de persoonsvorm staat. Er bestaat immers een regel die zegt: als je onderwerp is en achter de persoonsvorm staat, wordt er geen t toegevoegd.
Is het de ik-vorm? Dan schrijf je het werkwoord met enkel een –d: ik word, ik vind, ik bloed. Is het de hij-/zij- of het-vorm? Dan schrijf je het werkwoord met –dt: zij wordt, hij vindt, het bloedt.
Betekent leveren van oudsher onder meer 'al dan niet tegen betaling (vrij)geven, verschaffen of produceren', wanneer dit werkwoord zónder lijdend voorwerp voorkomt, betekent het 'doen wat er van je verwacht wordt' ofwel 'een belofte of toezegging gestand doen'.
Je wilt en je wil zijn allebei correct.
In Nederland wordt je wil informeler gevonden dan je wilt. In België wordt het gebruik van je wil niet als informeler beschouwd. Vergelijkbare werkwoorden zijn kunnen en zullen: je kunt / je kan, je zult / je zal.
Hoe weet je dan dat het een -d moet zijn achteraan? Omdat je voor de spelling van een voltooid deelwoord moet kijken naar de verleden tijd. Het is "bedoelde" en daarom "Zoals is bedoeld" of "Ik heb het zo bedoeld" met een -d.
Zo kun je de dt-regels voor de tegenwoordige tijd onthouden met het volgende ezelsbruggetje: ik drink nooit thee, jij drinkt soms thee en hij drinkt altijd thee. In plaats van thee kun je denken aan de letter t, die je bij ik bijvoorbeeld nooit gebruikt. Je schrijft dus ik word in plaats van *ik wordt.
U is een persoonlijk voornaamwoord, de beleefdheidsvorm van de tweede persoon enkelvoud. In de tweede persoon enkelvoud komt er een t achter de stam (vind). Je krijgt dan: u vindt. Ook wanneer het onderwerp u ná het werkwoord komt, schrijven we een t achter de stam: wat vindt u van de nieuwe minister?
In 'Wat is er gebeurd? ' is gebeurd een voltooid deelwoord. Dat eindigt op een d, omdat er in de verleden tijd gebeurde ook een d zit. Deze d uit de verleden tijd komt dus terug aan het einde van het voltooid deelwoord gebeurd.
De persoonsvorm is een vervoegde vorm van het werkwoord. Het is de werkwoordsvorm die hoort bij het onderwerp van de zin. De persoonsvorm hoort bij het onderwerp van de zin, en past zich ook aan het onderwerp aan. Als het onderwerp bijvoorbeeld een enkelvoud is, zoals hij, dan is de persoonsvorm dat ook: hij loopt.
De gebiedende wijs is een werkwoordsvorm die we gebruiken om een gebod of een bevel uit te drukken. In zinnen met een gebiedende wijs ontbreekt het onderwerp en staat de werkwoordsvorm op de eerste plaats.
'Doe waar je blij van wordt!' is een boekje dat je leven verandert. Op een eenvoudige en heldere manier maakt het je ervan bewust hoe leuk en belangrijk jij bent! Simpelweg door het te lezen, laat dit boekje je weer herinneren dat de liefde voor jezelf van grote invloed is op je liefde voor anderen.
De correcte vervoeging is je/jij vindt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).
De correcte vorm is word lid.
Voor de gebiedende wijs (imperatief) gebruiken we de stam van het werkwoord. Er wordt dus geen uitgang -t aan toegevoegd.
Juist is standaardtaal in het hele taalgebied.
Vragen heeft sterke verledentijdsvormen: vroeg en vroegen. Het voltooid deelwoord van vragen is gevraagd.
Als je het onderwerp van de zin is én achter de persoonsvorm staat (hier: word), komt er geen t achter de persoonsvorm. Het is ook 'Dan blijf je kampioen' en 'Dan lijk je kampioen. ' Aan blijf en lijk kun je goed horen dat er geen t achter de stam komt. Bij worden is het verschil tussen wordt en word niet te horen.
De medeklinkers uit 't kofschip, dus de t, k, f, s, ch en p, helpen te bepalen of een zwak werkwoord de uitgang -te of -de krijgt in de verleden tijd. De uitgang -te wordt toegevoegd aan werkwoorden waarvan de stam (= het hele werkwoord zonder de uitgang -en) eindigt op een van die medeklinkers uit 't kofschip.