Zowel tweeënhalf als twee en een half is juist. Een getal dat op half eindigt, kan op twee manieren in letters geschreven worden: met -enhalf erachter, zonder spaties: tweeënhalf, drieënhalf, vierenhalf, achtenhalf, twaalfenhalf, zeventigenhalf.
Een getal met half is één woord als het eindigt op enhalf, zonder een. Als het op en een half eindigt, worden die woorden los geschreven: 2½: tweeënhalf, twee en een half.
Hetzelfde geldt voor drie en een half / drieënhalf jaar, vier en een halve / vierenhalve meter, vijf en een halve / vijfenhalve euro enzovoort.
Als zelfstandig naamwoord wordt zes-en-een-half aan elkaar geschreven.
In die tijd is ook het woord anderhalf gevormd, waarin ander 'tweede' betekent; anderhalf is dus 'de tweede voor de helft'. De oorspronkelijke betekenis van ander(e) is namelijk 'tweede'; dat zie je bijvoorbeeld nog in het woord andermaal.
In samenstellingen als twaalf-en-een-halfjarig komen wel streepjes. Voor de verbogen vormen op -halve gelden dezelfde spellingregels: tweeënhalve / twee en een halve, twaalfenhalve / twaalf en een halve, enz.
Half is de benaming voor het breukgetal 1/2 (½), dus een gedeeld door twee. Half is iets als het in twee gelijke delen wordt gesplitst. Bij zelfstandig gebruik zegt men de helft. In het Nederlands zegt men "anderhalf" voor het getal 1½ en niet "een en een half".
18:30 → Het is half zeven 's avonds.
Als zo'n woordgroep als linkerdeel in een samenstelling voorkomt, schrijven we koppeltekens tussen de delen van de woordgroep: twee-en-een-halvecentstuk. Ook in samenstellende afleidingen schrijven we koppeltekens tussen de delen van de woordgroep: twee-en-een-halfjarigen.
Hoe schrijf je in letters de breuk 1/3? Hierover lopen de meningen uiteen. Volgens de officiële spelling schrijf je breuken als 'een derde', 'drie vierde', dus met een spatie.
Het is 2 uur geweest. Het is 30 minuten later dan 2 uur 's nachts. In digitale tijd is het dus 02:30 uur. Op deze analoge klok is het half 5 's middags.
Als je breuken in woorden schrijft, schrijf je teller en noemer los: 2/5 = twee vijfde, 5/6 = vijf zesde.
Een half uur is 30 minuten.
uur, ofwel 0,5 uur.
Het halve antwoord * Wanneer het lidwoord HET bij een zelfstandig naamwoord hoort, dan komt er een buigings-e achter. Het, mijn, jouw, zijn, haar, uw, ons, jullie of hun halve antwoord * Wanneer er een bezittelijk voornaamwoord voor het zelfstandig naamwoord komt.
Een breuk schrijf je op als een onuitgewerkte deelsom. De teller is het getal boven en de noemer is het getal onder de breukstreep. De uitkomst van een breuk, dus van de deling, heet het quotiënt. Het quotiënt kan een gebroken als ook een heel getal zijn.
Een miljoen = 1.000.000, dit heeft dus 6 nullen.
Er zijn geen vaste regels voor wanneer je een getal in letters of in cijfers moet schrijven. Er zijn wel een aantal gebruikelijke richtlijnen! Richtlijnen getallen in letters uitschrijven: Getallen tussen nul en twintig schrijf je uit als woord, dus: twee, zes, elf, achttien en twintig, maar 21, 38 en 106.
Wat is juist: 1ste of 1e? Zowel 1ste als 1e is goed.
Rangtelwoorden met de of ste – afhankelijk van de uitspraak – (overal e is ook correct). Voorbeeld: 7de, 7e, 38ste, 38e. Getallen in breuken – alleen onder de twintig – in woorden. Voorbeeld: een kwart, een achtste, vier vijfde, een tweederde meerderheid, twee en half of tweeënhalf.
Als iemand 's middags aan je vraagt hoe laat het is (en het is 15:30), dan kan je gewoon zeggen: it is half past three. Hier hoef je niet bij te zeggen dat het PM is, omdat het duidelijk is dat het niet half 4 in de nacht is maar half 4 in de middag is.
17:30 is half 6 's middags.
Het is een half uur na 2 uur 's nachts. Na 02:00 uur wordt het 03:00 uur 's nachts. Het is dus half 3 's nachts. 10:00 uur is gelijk aan 10 uur 's ochtends.
18:30 → Het is half zeven 's avonds.
1/2" ongeveer 8 tot 12 mm. 3/4" ongeveer 10 tot 14 mm. 1 "ongeveer 12 tot 17 mm. 1"1/4 ongeveer 15 tot 22 mm.