Preteaching is leerlingen de kans geven om éénzelfde instructie twee of meerdere keren te krijgen. Meestal gebeurt dit in kleine groep of individueel, maar bij Eureka kan dit ook in klasverband zijn. Preteaching zijn de les(sen) die je geeft alvorens je aan een nieuw stuk leerstof begint.
Reteaching is het (achteraf) herhalen van essentiële elementen uit het klassikale aanbod aan de leerlingen die dit nodig hebben. Pre- en reteaching hebben een steeds grotere plaats in onderwijs aan taalheterogene groepen vanwege de positieve invloed op de leerprestaties.
Pre-teaching. Een alternatief voor verlengde instructie is 'pre-teaching'. Het doel van pre-teaching is om kennis te activeren die leerlingen nodig hebben de gezamenlijke instructie. Leerlingen worden voorbereid op de gezamenlijke instructie, zodat ze die zo goed mogelijk kunnen volgen.
Door het versterken van de basisinstructie kun je veel uitval voorkomen. De leerlingen die het lesdoel tijdens de kleine lesafsluiting onvoldoende beheersen, krijgen een verlengde instructie. Het staat niet bij voorbaat vast welke leerlingen deelnemen aan de verlengde instructie.
Verlengde instructie geef je in een subgroep. Vaak is die subgroep homogeen: elke dag dezelfde leerlingen die dezelfde stof krijgen. Echter: voor de ene leerling is verlengde instructie op die dag helemaal niet nodig; voor de ander wel. Stel daarom variabele subgroepen (meervoud!)
Een manier om te differentiëren is het bieden van extra instructie aan de leerlingen die dat nodig hebben. Na de klassikale instructie geeft de leerkracht extra instructie of oefeningen aan deze leerlingen. De andere leerlingen werken intussen zelfstandig.
Differentiëren gaat over het bewust, doelgericht aanbrengen van verschillen in instructie, leertijd of leerstof binnen een (heterogene) groep, klas of werkgroep met het oog op het grootst mogelijke leerrendement voor elke lerende.
Een didactische werkvorm is de activiteit die een docent met leerlingen/studenten uitvoert om hen iets te leren. Bekende werkvormen zijn: rollenspelen, leergesprekken en presentaties. Activerende werkvormen zijn werkvormen waarbij de leerling/student zelf actief kennis en vaardigheden verwerft.
Men spreekt over differentiatie als er een nieuwe schakel in de bedrijfskolom wordt toegevoegd. Een voorbeeld van differentiatie is als een groothandel het transport naar haar afnemers uitbesteedt aan een transportonderneming.
Adaptief onderwijs gaat uit van de verschillen tussen kinderen en stemt het onderwijs af op de behoefte van de leerlingen. De visie erachter is dat kinderen beter leren als de leerstof op de interesses van de leerlingen is afgestemd. Adaptief onderwijs wil afwisseling in de lessen en meer aandacht voor samenwerken.
De letters IGDI staan voor Interactief, Gedifferentieerd, Directe Instructie. Het IGDI-model is een variant op het Directe Instructie model en is gebaseerd op twee principes: De leerkracht demonstreert doelgericht en geeft uitleg. De leerlingen leren door oefening en herhaling.
In het kort: EDI legt de focus vooral op de manier van instructie geven, ADI benadrukt het activeren van leerlingen en IGDI focust op differentiatie in de les. EDI richt zich tevens vooral op de instructiefase van de les en het tussentijds (formatief) controleren van het effect daarvan.
De leerkracht vertelt de kinderen wat ze aan het eind van de les kunnen. Daarna introduceert de leerkracht de nieuwe stof stapsgewijs, met gebruik van voorbeelden. Hij controleert regelmatig of de leerlingen de stof begrijpen. Zonder lesdoel maken leerlingen werk, mét lesdoel zijn leerlingen gericht op leren.
EDI staat voor Expliciete Directe Instructie. EDI bestaat uit een aantal vaste lesonderdelen, aangevuld met technieken. Het doel van EDI is om de leerstof succesvol aan te leren aan alle leerlingen. De sterke, de gemiddelde én de risicoleerlingen.
Relatie, autonomie en competentie als de drie psychologische basisbehoeften om ontwikkeling en motivatie te kunnen waarborgen.
OGO staat voor OntwikkelingsGericht Onderwijs. Kinderen ontwikkelen zich pas optimaal als ze goed in hun vel zitten, zelfvertrouwen hebben en nieuwsgierig zijn. Als leerkracht moet je uitdagende en afwisselende activiteiten aanbieden. EGO is ErvaringsGericht Onderwijs.
Adaptief onderwijs is onderwijs dat voldoet aan een drietal basisbehoeften van leerlingen: relatie, competentie en autonomie. Onder de basisbehoefte relatie wordt verstaan dat leerlingen zich geaccepteerd weten, ze erbij horen, ze het gevoel hebben welkom te zijn, ze zich veilig voelen.
De hoog presterende leerlingen worden opgemerkt door hun goede werkhouding, op tijd klaar, goed verzorgd werk, goede cijfers. Volwassenen zien hun A scores, merken dat ze snel de schoolse procedures oppakken. Sommige denken dat dit de begaafde leerlingen zijn, omdat zij boven de groep uitsteken.
Voordelen heterogene groepen
Het voordeel van heteroge groepen is dat de zwakkere leerlingen leren van de sterkere leerlingen. De sterkere leerling groeit zelf ook, want door uitleggen komt de leerling zelf op een hoger niveau van beheersing. Ook als het gaat om vaardigheden kunnen leerlingen van elkaar leren.
Bij differentiatie in de bedrijfseconomie stoot een bedrijf een activiteit in de bedrijfskolom af. Het tegenovergestelde is integratie (latijn: integrare = in zijn oorspronkelijke toestand herstellen) waarbij een bedrijf een extra activiteit uit de bedrijfskolom gaat uitvoeren.