Een breuk schrijf je op als een onuitgewerkte deelsom. Door de deling uit te voeren is een breuk ook te schrijven als een kommagetal. Van de breuk uit voorbeeld 1 is de teller 3 en de noemer 4. Ook weet je dat 3 : 4 = 0,75.
Tussen de teller en de noemer staat een streep: de breukstreep. Zo geeft in de breuk 3⁄4 de teller 3 aan dat de breuk bestaat uit 3 delen ter grootte van de door de noemer 4 aangegeven delen 1⁄4. Beschouwt men de breuk als deling, dan is de teller het deeltal en de noemer de deler.
Een belangrijke regel is dat een getal delen door een breuk hetzelfde is als het getal vermenigvuldigen met het omgekeerde van de breuk. Ook hiervoor geldt de regel: Een breuk delen door een breuk is hetzelfde als de breuk vermenigvuldigen met het omgekeerde van de breuk.
Decimale getallen kunnen we schrijven als breuken. Om een decimaal getal in een breuk om te zetten, moeten we de decimalen boven hun plaatswaarde zetten. Bijvoorbeeld: in 0,6 staat er een zes op de plaats van de tienden, dus zetten we de 6 boven de 10 om de gelijkwaardige breuk te maken, 6/10.
Het teken _ zegt dat alle verder getallen achter de komma onder het periode teken staan. Om een breuk in een decimaal getal om te zetten, hoef je alleen de teller te delen door de noemer.
Elke begrensde decimale vorm kunnen we eenvoudig schrijven in breukvorm: - Schrijf als teller het getal zonder komma. - Tel het aantal cijfers na de komma. - Schrijf als noemer de macht van 10 met als exponent dit aantal cijfers na de komma.
Wanneer je 1 : 9 komt er 0,111 uit, wat hetzelfde is als 1//9.
Dus: 1/5 deel = 1/5 × 100 % = 100/5 % = 20 % 1/3 deel = 1/3 × 100 % = 100/3 % = 33 1/3 %
Bij het delen van een breuk met een geheel getal deel je de teller door de gehele getal bijvoorbeeld 9/12 : 3 = 3 / 12. Zoals je ziet blijft de noemer nog intact. Als je een deelsom heb waarbij de teller een getal is net als 6 en je moet die 6 delen door 4 dan krijg je een komma getal.
Stap 1.Delen door een breuk is vermenigvuldigen met het omgekeerde.Stap 2.Vermenigvuldig het hele getal met de teller.
1/7 deel is dus 80. Voor de som moeten we weten hoeveel 6/7 deel van 560 is. Dat is dan 6 x 80. 6/7 deel van 560 is dus 480.
De teller van een breuk is het bovenste getal van een breuk, deze telt het aantal delen.De noemer van een breuk is het onderste getal van een breuk. De noemer benoemt hoeveel delen nodig zijn om tot 1 geheel te komen. Tussen de teller en noemer staat een streep, de breukstreep.
Het streepje in de breuk wordt dan ook 'breukstreepje' of 'deelstreepje' genoemd. De breuk is dus een deelsom. Wat boven het streepje staat heet de teller, daaronder de noemer.
Een bijkomend aspect van gelijknamig maken is ook dat soms verschillende breuken dezelfde waarde hebben: 2/3 = 8/12. Omgekeerd betekent dit dat je soms breuken met grote getallen kun "vereenvoudigen": 8/12 = 4/6 = 2/3.
Breuken vormen een belangrijk onderdeel van rekenen in groep 6. Een breuk is eigenlijk een gebroken getal dat tussen 2 hele getallen in zit.
Een breuk is een medische term voor een gebroken bot. Er is geen verschil tussen een barst of een breuk. Breuken zijn zeer pijnlijk en veroorzaken een zwelling, ze kunnen een ledemaat vervormen.
breuken: 5/8 is groter dan 1/2, want 1/2 is gelijkwaardig aan 4/8 en 4/8 is kleiner dan 5/8; Bij enkele van de bovengenoemde strategieën is de gelijkwaardigheid van breuken niet direct betrokken.
In een 6 achtste maatsoort zijn er 6 achtste noten in één maat. Elke achtste noot is één tel, en daarvan zijn er 6 in één maat, dus in totaal 6 tellen per maat. Misschien vraag je je af wat het verschil is tussen een driekwartsmaat en een 6 achtste maat.
Dus we zijn klaar. 7 ÷ 8 of 7/8 =. 875 Ik zet nog wel een 0 voor de komma zodat duidelijk is waar de punt achter de komma staat 0.875. En we zijn klaar.
Als je een taart in 4 stukken verdeelt, heb je 4 stukken van 1/4. Ieder stuk is er 1 van de 4. Ik vergelijk in mijn praktijk meestal de noemer, in dit geval 4, met een achternaam. Zoals je zegt: 'dat is er één van Jansen'.
Omrekenen van breuk naar percentage
= 3 : 4 = 0,75.
Of je maakt gebruik van een cirkel. Het geheel is 100%. Daar moet je het 1 7 deel van nemen. 100 % : 7 = 14 2 7 %.
Breuk naar kommagetal: 1/5 = 0,2.