Een breuk wordt genoteerd met de teller en de noemer gescheiden door een breukstreep, een horizontale (12) of een schuine streep (1⁄2), in lopende tekst ook als 1/2. De teller is het getal boven de streep. De teller geeft aan, telt, hoe vaak de noemer voorkomt. In de breuk 35 is 3 de teller.
Breuken (1/3, 2-5)
Ga naar >symbool invoegen > Meer symbolen.
Decimale getallen kunnen we schrijven als breuken. Om een decimaal getal in een breuk om te zetten, moeten we de decimalen boven hun plaatswaarde zetten. Bijvoorbeeld: in 0,6 staat er een zes op de plaats van de tienden, dus zetten we de 6 boven de 10 om de gelijkwaardige breuk te maken, 6/10.
(alt⌥ + cmd⌘ + T) Bij MS-Word kan het via `Insert → Symbol → Advanced Symbol` of `Invoegen → Symbolen → Meer symbolen`.
Een breuk wordt genoteerd met de teller en de noemer gescheiden door een breukstreep, een horizontale (12) of een schuine streep (1⁄2), in lopende tekst ook als 1/2. De teller is het getal boven de streep.
Deze en een heleboel andere tekens kun je ook maken door de alt-toets (links naast de spatiebalk) en een nummer in te toetsen. ë maak je bijvoorbeeld door alt+137. Hier vind je het overzicht van alle alt-codes.
(alt⌥ + cmd⌘ + T) Bij MS-Word kan het via `Insert → Symbol → Advanced Symbol` of `Invoegen → Symbolen → Meer symbolen`.
Stel dat we een geheel getal 6 hebben en we willen het weergeven als een breuk. Het moet de vorm p/q hebben. Dus de teller p zal 6 zijn en de noemer q zal 1 zijn om 6/1 te krijgen. Dus delen we het gehele getal door 1 om het weer te geven als een breuk .
Om over te schakelen naar een breukteken, klikt u op Invoegen > Symbolen > Meer symbolen.Klik in de vervolgkeuzelijst Subset op Getalvormen en selecteer een breuk .
2 – Breuken vereenvoudigen
Je kind maakt een breuk zo eenvoudig mogelijk (vereenvoudigen) door de teller en de noemer door het hoogst mogelijke getal te delen. Je moet dus zowel de teller als de noemer door dat grootste getal kunnen delen. Dit getal wordt ook wel de grootste gemeenschappelijke deler (of ggd) genoemd.
Delen en breuken
Een dubbele punt. Een schuine streep (slash) Een deelteken dat bestaat uit een kort liggend streepje met een punt erboven en een punt eronder. Een horizontale streep.
Een fractie van een kwart, een kwart , 25% of 0,25.
Een breuk schrijf je op als een onuitgewerkte deelsom. De teller is het getal boven en de noemer is het getal onder de breukstreep. De uitkomst van een breuk, dus van de deling, heet het quotiënt. Het quotiënt kan een gebroken als ook een heel getal zijn.
Breuken zijn de termen die worden gebruikt om de delen van een geheel object te bepalen . Bijvoorbeeld, een pizza is verdeeld in vier stukken, dus elk stuk ervan wordt weergegeven als 1/4 van de pizza. Hierbij is 1 de teller en 4 de noemer.
30e – Dertigste. 31e – Eenendertigste. 32e – Tweeëndertigste. 33e – Drieëndertigste .
Correcte weergaven zijn 1ste, 2de, 3de en 1e, 2e, 3e. De achtervoegsels ‐ste, ‐de en ‐e staan op dezelfde hoogte als het getal. Tussen de cijfers en de letters komt geen koppelteken.
Bij een botbreuk is er vaak sprake van verkleuring van de huid. Meestal wordt de huid rondom de breuk rood, maar er kunnen ook blauwe of paarse bloeduitstortingen optreden. Ook zwelling van de huid rondom de breuk is een duidelijk kenmerk, al hoeft dit dus niet altijd voor te komen.
Zet de Numlock aan. Maak dan het ½-teken door op het numerieke deel van je toetsenboord de toetscombinatie: AltGr + 7 of ALT + 171 te typen.
Alt+F4 is misschien wel de meest bekende toetscombinatie. Hiermee wordt het programma (of venster) dat je voor je neus hebt gesloten. Deze toetscombinatie doet hetzelfde als het bekende Windows-kruisje, rechtsboven in je vensters/programma's. Met SuperF4 kun je ook vastgelopen programma's beëindigen.
Alt+Ctrl+Shift+!
Sneltoetsen: Superscript of subscript toepassen
Voor superscript drukt u tegelijkertijd op Ctrl, Shift en het plusteken (+). Voor subscript drukt u tegelijkertijd op Ctrl en het gelijkteken (=).