Stromend water ondervindt weerstand van de omringende watermassa, de bedding waarover of de buis waardoor het beweegt. Daardoor ontstaan naast de voortgaande vloeiende verplaatsing interne bewegingen in andere richtingen dan de stroomrichting. Stroming is opgebouwd uit vier basisbewegingen [1] (zie afbeelding 1a).
De circulatie van oceaanstromingen, 'rivieren' op zee
Gigantische watermassa's worden voortgestuwd door stromingen, waardoor als het ware 'rivieren' op zee ontstaan. Deze oceanische bewegingen, horizontaal of verticaal, worden bepaald door: de wind, krachten als gevolg van de rotatie van de aarde.
Wind is de stroming van de lucht die ontstaat wanneer de lucht van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied beweegt. Het verschil in luchtdruk is, onder andere, het gevolg van de opwarming of afkoeling door de zon.
In een niet al te harde, uit losse deeltjes opgebouwde, of goed oplosbare ondergrond kan stromend water een geul graven. Zo'n geul is lager dan het omliggende terrein, waardoor er nog meer water doorheen zal stromen met als gevolg dat de geul steeds dieper en breder wordt. Het begin van een rivier is ontstaan.
Hoe meer zout, hoe zwaarder het water is. Het zware water zakt naar de bodem en stroomt heel langzaam weer terug naar de warmere gebieden. Hier wordt het automatisch weer warmer, waardoor het zoutgehalte afneemt en het water weer naar de oppervlakte stijgt. Dit proces herhaalt dus de hele tijd.
Oceaanstromingen kunnen worden veroorzaakt door wind, dichtheidsverschillen in watermassa's veroorzaakt door temperatuur- en zoutgehaltevariaties, zwaartekracht en gebeurtenissen zoals aardbevingen of stormen . Stromingen zijn samenhangende stromen zeewater die door de oceaan circuleren.
Zeestromen zijn continue bewegingen van het oceaanwater, voor het grootste deel veroorzaakt door de energie van de zon. Deze stromen vormen een complex en veranderlijk verschijnsel. Ze worden onderscheiden van de getijdestromen, die een cyclisch karakter hebben.
Een rivierstroom is het water dat in een rivier stroomt. Rivieren stromen van hoge punten naar lagere punten en uiteindelijk naar een groter waterlichaam. De zwaartekracht, die het water naar beneden laat stromen , creëert rivierstromen.
De wind, de aarderotatie, en de krachten van maan en zon zetten in zee verschillende waterlagen in beweging. We noemen dit stromingen. Je hebt grote stromingen die over de ganse aarde bewegen, maar ook kleinere stromingen in de kustregio's.
In de buitenbochten van een rivier schuurt het water langs de bodem en de oevers.Afhankelijk van hoe hard het stroomt neemt het klei, zand, blaadjes, takken, zaden en soms zelfs grind mee. Dit heet erosie. Stukje bij beetje slijten de buitenbochten steeds verder uit.
De stromingen in de oceaan worden aangedreven aan het zeeoppervlak, deels door de krachten die worden uitgeoefend door de wind en deels door de uitwisseling van warmte en vocht (het netto effect van regen en verdamping) met de atmosfeer.
De moleculen nemen in warme lucht derhalve ook meer ruimte in. Dat komt tot uiting in de soortelijke massa of dichtheid. Warmere lucht is namelijk ook lichter dan koudere lucht. Hoe warmer de lucht hoe lichter, hoe kouder de lucht hoe zwaarder de lucht.
De beweging van lucht wordt voornamelijk veroorzaakt door de verschillen in druk en temperatuur . Warme lucht is lichter en stijgt omhoog, terwijl koude lucht dichter is en daarom naar beneden beweegt om de warme lucht te vervangen. Dit fenomeen creëert wind.
De belangrijkste veroorzakers van de stromingen zijn verschillen in dichtheid en warmte. Oceaanstromingen uitgelegd in drie minuten. Aan de evenaar is het oceaanwater warmer dan aan de polen. Daarnaast is water niet overal even zout.
Als derde stroming kwam - vooral na 1958 - het liberalisme sterk op. Die stroming wordt sinds 1948 vertegenwoordigd door de VVD. In 1959 werd de VVD de derde partij van het land.
De stroming is het sterkst na volle maan, wat springvloed veroorzaakt. Dit geldt ook voor springeb, waarbij de stroming naar het zuiden sterker is. De kentering, het moment waarop de stroming draait, vindt niet precies plaats op het moment dat het van vloed naar eb gaat, maar iets later.
“Als de golven op een obstakel stoten zoals een golfbreker of een zandbank, ontstaan er ophopingen van water. Dat overtollige water moet weg en stroomt versneld onder het zeeoppervlak weer naar zee. Die muistromen zijn sneller dan je kan zwemmen - zelfs sneller dan een olympisch kampioen! - en dus word je meegesleurd.”
New York ligt op dezelfde breedtegraad als Madrid en zuidelijker dan Amsterdam. Toch is het in New York gemiddeld kouder dan in Madrid en Amsterdam. Ook komen strenge vorst en sneeuwval vaker voor in New York dan in Amsterdam en Madrid. Dat heeft alles te maken met zeestromen in de oceanen op aarde.
De zee heeft vele zandbanken langs de Nederlandse kust. Zandbanken liggen hoger dan de rest van de bodem. Het zeewater zakt bij afnemend water en stroomt dan dus terug naar zee tussen de zandbanken door. Tussen zandbanken in wordt de stroming dan zo sterk dat zwemmers kunnen worden meegetrokken door de muien.
De aantrekkingskracht van maan en zon veroorzaakt de getijstroming. De zwaartekracht op aarde nivelleert waar mogelijk verschillen in waterpeil en genereert de stroming in rivieren. Op microschaal veroorzaakt de oppervlaktespanning van water capillaire stromingsprocessen.
CURRENT wordt beïnvloed door de waterdiepte. Diep water zal de snelheid van CURRENT verhogen ; ondiep water zal de snelheid van CURRENT verlagen.
In veel rivieren zal het snelste water in een kloof voorkomen. Dit komt doordat water sneller stroomt als het door een nauwe ruimte stroomt. Bootvaarders moeten begrijpen wat er gebeurt met de stromingssnelheid rond een bocht. Over het algemeen zal het water aan de buitenkant van de bocht het snelst zijn.
Het stilvallen van de AMOC heeft grote gevolgen voor het klimaat wereldwijd. Zo neemt de kans op overstromingen in Noord-Amerika toe door een snelle zeespiegelstijging en verschuiven regengebieden in de tropen door de verandering in zeewatertemperaturen. In de Sahel bijvoorbeeld valt er dan minder regen.
Op een bovenrivier (zoals bijvoorbeeld de Rijn, de Waal en de Linge) stroomt het water altijd in één richting: van boven naar beneden, dus van de hoge plaatsen richting zee. Op een benedenrivier kan de stroming van zowel beneden (de zee) als boven (hogere plaatsen) komen.
Vanaf de Golf van Mexico stroomt een warme zeestroom richting de westkust van Europa. Het water geeft veel warmte af aan de omgeving, waardoor deze warme zeestroom ervoor zorgt dat de westkust van Europa veel warmer is dan andere gebieden op dezelfde breedtegraad. Ook de noordpool profiteert van deze warmte.