In een regenachtige periode kunnen schimmelsporen de grond indringen en knollen besmetten. Via de lenticellen komen sporen binnen en veroorzaken myceliumgroei in de knol. Vaak dringen bacteriën aangetaste knollen binnen, waardoor knolrotting ontstaat. De schimmel overwintert als mycelium in aangetaste knollen.
Om het risico op aardappelziekte zoveel mogelijk te beperken kies je bij voorkeur voor aardappelen met een hoge resistentie tegen deze aandoening. Zogenaamde gecertificeerde pootaardappelen bieden je de meeste garantie om de ziekte te voorkomen.
Wat zijn de symptomen van phytophthora? Phytophthora kenmerkt zich door een necrotische bruine plek op het blad omringd door een vale, groene ring. Plekken op het blad zijn over het algemeen donker en onregelmatig van vorm en breiden zich uit naarmate de ziekte zich verder ontwikkeld.
Schurft is herkenbaar aan verkurkte oppervlakkige plekjes op de knol. Schurft wordt veroorzaakt door een straalschimmel, die tijdens de periode van knolaanleg via de lenticellen doordringt in de opperhuid van de knol. De besmetting vindt plaats vanuit de bodem. De knol reageert met kurkvorming op de aangetaste plaats.
De belangrijkste in Nederland in aardappelen voorkomende virussen zijn: bladrolvirus, Y-vi- russen (Y°, YN, Yc), X-virus. A-virus. Andere, minder belangrijke zijn: aucubamozaïek-virus, S-virus, M-virus, tabaksratelvirus.
Gebruik basaltmeel en een fijnmazige zeef om de bladeren ermee te besprenkelen. Dit natuurlijke middeltje werkt tegen schimmels. Het is ook een goed idee om aan de voet wat basaltmeel te geven, omdat het de bodem voedt. Vermijd water geven op het blad.
Bedenk dat je moet gaan spuiten vanaf het moment dat de aardappelen zijn uitgelopen (dus na het poten boven de grond komen), en dat moet je elke 8 dagen herhalen tot de oogst (en de oogst valt altijd zo'n 90-150 dagen na het poten en dus kun je uitrekenen hoe vaak je het chemische middel moet gebruiken.
De schimmel overleeft als mycelium in knollen en groeit door de stengel in. Wanneer de bovengrondse delen zijn bereikt worden er sporangioforen gevormd die uit de huidmondjes van stengels en bladeren naar buiten komen. Hierop verschijnen sporangiën die vrijkomen en terechtkomen op bladeren.
Phytophthora verspreidt zich via de wind en regen, zodat de ziekteverwekker vanaf geïnfecteerde planten weer in de bodem terechtkomt. Verspreiding in de bodem gebeurt via water, waarin de zwermsporen zich gemakkelijk voortbewegen.
Bij een startende aantasting hoef je de aangetaste vruchten niet weg te gooien. Je kan er chutney mee maken. Gewoon de oppervlakkige bruine plekjes er uit snijden en je kan ze gebruiken.
Bij de middelvroege en late soorten wacht je tot het loof afgestorven is. Dit zorgt ervoor dat de aardappelen afharden, en veel langer zullen bewaren. Opgelet: verwijder alle aardappelen uit de grond, ook de kleine knolletjes. Deze kunnen er anders voor zorgen dat de aardappelplaag het jaar nadien doorgegeven wordt.
Pootaardappels. Aardappels teel je uit speciaal gekweekte aardappelknollen: de zogenaamde pootaardappels. De pootaardappels worden in het voorjaar geplant en na twee tot drie weken komen de stengels boven de grond. De plant ontwikkelt ook ondergrondse stengels, zogenaamde stolonen, waaraan zich de nieuwe knollen vormen ...
De aardappelplaag
Phytophthora infestans is de gevreesde ziekte in de biologische aardappelteelt. Deze schimmel tast in eerste instantie de bladeren aan en vervolgens ook de stengel. Al na enkele dagen kan het loof afsterven.
Wil je grotere aardappels telen, dan oogst je pas als de plant geel wordt en afsterft: in juli of augustus. Aardappels oogsten: altijd leuk! Pas op dat je bij het oogsten de aardappels niet beschadigt want dan kan je ze niet meer bewaren.
Een flinke bemesting met compost of verteerde stalmest is voldoende om aan de behoefte van een aardappelteelt te voldoen. Aardappels hebben een relatief hoge kalium behoefte. Een te hoge stikstof bemesting kan averechts werken, doordat het loof zich te sterk ontwikkeld ten koste van de knollen.
Aardappelen hebben niet super veel water nodig. Wanneer het erg warm is kun je de aardappelen 1 keer per week water geven. Is het niet super warm dan is een keer per 2 weken voldoende. (De aardappelen hoeven namelijk niet continue onder water te staan maar hebben wel water nodig om te groeien).
Bewaar je aardappelen te warm (>8°C), dan lopen ze uit. De uitlopers (wortels) en 'pitten' zijn niet gezond, ze bevatten solanine, een voor sommige mensen licht giftige stof die in grote hoeveelheden buikklachten, depressies en slapeloosheid kan veroorzaken.
Aardappelen bijvoorbeeld, de meest gegeten groente, worden behandeld met schimmelwerende middelen tijdens het groeiseizoen. Daarna worden ze met onkruidverdelgers bespoten om de vezelachtige uitgroeisels te doden. Nadat ze zijn geoogst worden ze nog eens behandeld om te voorkomen dat ze gaan spruiten.
Vaak gebeurt dat in het voorjaar en afhankelijk van het aardappelras is bepaald hoe lang deze onder de grond blijven. Vroege rassen hebben een groeiperiode van 90 – 100 dagen, waar dat bij late aardappelen minimaal 150 dagen is. Hoe langer een aardappel onder de grond blijft, hoe beter deze beschermd is.
Bruinrot is een ziekte bij aardappels die veroorzaakt wordt door Ralstonia solanacearum bacterie. In Nederland is bruinrot een quarantaineziekte. Dit betekent dat het bestreden moet worden om verdere vestiging of uitbreiding te voorkomen.
Trips. Trips in de aardbeien komt eigenlijk alleen voor in de doordragers of de verlate teelt. Dit beestje zit in het bloemetje en “schilt”als het ware de aardbei tussen de zaadjes. Hierdoor ontstaat eerder vruchtrot en worden de aardbeien oranje/bruin.
Knip dus af en toe ook een gezond blad weg om de plant wat lucht te geven. Inspecteer je planten regelmatig, vooral bij vochtig en warm weer en tegen het eind van de zomer. Knip aangetast blad meteen (deels) weg, net als de tomaatjes met een vreemde kleur. De kans is dan groot dat de plant zich alsnog herstelt.