Een observatie moet zo objectief mogelijk zijn, omdat de observatiegegevens een zo zuiver en nauwkeurig mogelijke weergave van de werkelijkheid moeten zijn, wil je er conclusies aan kunnen verbinden.
Subjectief observeren van je doelgroep gebeurt wanneer er eigen meningen, gedachten en gevoelens worden verwerkt in de observaties. Subjectief observeren is eigenlijk mens-eigen: wanneer er drie mensen onafhankelijk naar een persoon kijken zullen ze alle drie weer een andere beschrijving geven.
Je kunt op verschillende manieren observeren: Participerende of niet-participerende observatie. Gestructureerde of ongestructureerde observatie.
Iets is objectief als het onafhankelijk is van de waarneming of voorkeuren van mensen: als er geen interpretatie bij nodig is. Dit staat tegenover subjectief.
Bij observatiemethoden kan de observator gebruik maken van een observatieformulier. Een observatie kan op verschillende manieren uitgevoerd worden, bijvoorbeeld door een experiment, een spel of een opdracht. Ontwikkelingsgericht onderwijs (OGO) hecht grote waarde aan reflecteren en observeren.
Je moet weten waarom je gaat observeren ( het doel van de observatie en deelvragen), wat je gaat observeren ( welke concrete gedragingen), hoe je dat gaat doen ( hoelang, waar en welke manier van registreren) en wanneer en waar je dat gaat doen. Daarna ga je conclusies trekken.
Je kruist aan welk gedrag of welke handeling je waarneemt. Je vult data of tijdstippen in van het waarge- nomen gedrag of je beantwoordt de vragen. Bij een observatieschema weet je van tevoren al op welk soort gedrag je gaat letten. Vervolgens noteer je of dat gedrag zich voordoet.
De beginsituatie: Wat is de aanleiding van deze observatie? Wat is het probleem? Achtergrondgegevens: Wat weet je allemaal van de geobserveerde persoon? Observatiedoel en de doelgroep: Waar wil je uiteindelijk een antwoord op geven?
Methodisch verwerken
Van iedere geobserveerde situatie maak je een observatieverslag, bij voorkeur aan de hand van een topiclist. Tijdens je onderzoek beschrijf je alleen wat je waarneemt, je interpreteert nog niet. Pas nadat je alle observaties hebt verricht ga je analyseren.
Samenvatting. Observeren doe je met alle zintuigen: ogen, oren, reuk en tastzin. Je ziet de cliënt en zijn omgeving, luistert naar wat hij en zijn naasten te zeggen hebben, ruikt zijn lichaamsgeur en de geur van zijn huis en voelt zijn huid, handdruk, kleding en voorwerpen om hem heen.
Signaleren is de eerste stap in het proces om een zorgleerling te helpen. Na het signaleren volgen het analyseren en het benoemen van de onderwijsbehoeften. Dan komt het maken en uitvoeren van een plan en tenslotte het evalueren van het plan.
Betrouwbaarheid Hiermee wordt bedoeld dat de observatie steeds dezelfde informatie oplevert, ongeacht wie observeert. Ook dient de gehele observatie een consistent geheel te vormen. Dit wil zeggen dat de observator zich blijft houden aan de vooraf afgesproken methode en werkwijze.
Er zijn een aantal valkuilen bij het observeren. De neiging om te snel een mening te vormen op grond van een eerste indruk. De neiging om anderen onze eigen motieven, eigenschappen of gebreken toe te dichten. Een vooraf gevormd oordeel, gebaseerd op eerdere ervaringen.
Waarnemen doe je altijd, observeren doe je in bijzondere situaties. Het verschil tussen waarnemen en observeren is dat je niet alleen bewust waarneemt, maar ook met een bepaald doel en volgens een plan en methode. De gegevens die er uit je observatie komen, gebruik je om een handelingsplan te maken, of een rapportage.
Observeren is de doelgerichte en systematische waarneming van gedragingen, kenmerken en uitingen van een of meer personen of van een gebeurtenis. Voor de verpleegkundige betekent dit het bewust en gericht waarnemen van feiten die voor het verplegen relevant zijn.
Bij een zogenaamde open observatie wordt alles beschreven dat wordt gezien en belangrijk en/of opvallend wordt gevonden. Een voordeel hiervan is dat er een compleet beeld wordt geschetst van wat er gebeurt. Ook kunnen interacties en details goed gemeten worden.
Objectiviteit zijn alle feiten, zonder dat ze op een bepaalde manier worden ingekleurd door mensen. Je zou bijvoorbeeld kunnen zeggen dat 'de lucht is blauw' een feit is. Ook dingen als wiskundige formules kun je als feiten zien.
Wat gebaseerd is op waarneembare en onafhankelijk verifieerbare feiten, en niet op persoonlijke indrukken of meningen. Een objectieve vaststelling, is een vaststelling die door verschillende individuen, die onafhankelijk van elkaar iets waarnemen, op precies dezelfde manier kan worden gedaan.
Argumenten zijn objectief wanneer ze feitelijk zijn en subjectief wanneer ze een mening, een gevoel, een vermoeden of een waardeoordeel bevatten. Subjectieve argumenten worden ook wel waarderende argumenten genoemd. Objectieve (feitelijke) argumenten kun je altijd controleren op hun juistheid.
In het ABC schema wordt niet alleen het probleem gedrag in kaart gebracht maar ook de situatie waarin de leerling zich bevindt en wat mogelijk uitlokkende factoren zijn geweest. Ook de gevolgen van het gedrag worden beschreven.