Vaak zien we figuren met hoeken. Een
Een vijfhoek of pentagoon (Oudgrieks, van πεντάγωνον, spreek uit pentágoonon, πέντε, pente, vijf en γωνία, gōnia, hoek) in het algemeen is een figuur met vijf hoeken en vijf zijden. De hoeken van een regelmatige vijfhoek zijn elk 180° − 360°/5 = 108°.
Een zevenhoek of heptagon of heptagoon is een veelhoek met zeven hoeken en evenzoveel zijden. "Hepta - έπτα" is Grieks voor zeven, "gonia - γωνία" is Grieks voor hoek. Een regelmatige zevenhoek heeft zeven gelijke zijden en zeven gelijke hoeken.
Een regelmatige vijfhoek heeft 5 symmetrieassen. Een cirkel heeft een oneindig aantal symmetrieassen.
Als je twee diagonalen (een diagonaal verbindt 2 punten in een veelhoek die niet naast elkaar liggen) tekent in een vijfhoek krijg je drie driehoeken, dus in totaal 540°. Een zeshoek kan je verdelen in vier driehoeken, dus in totaal 720°. Dat is in het kort uitgelegd de som van de hoeken in een veelhoek.
Vaak zien we figuren met hoeken. Een vierhoek heeft bijvoorbeeld 4 hoekpunten en 4 zijden, een vijfhoek heeft 5 hoekpunten en 5 zijden en een zeshoek heeft 6 hoekpunten en 6 zijden.
In de wiskunde is een achthoek (Gr. octagon) een veelhoek met acht zijden en acht hoeken.
Een tienhoek of decagoon, Oudgrieks: δεκάγωνον van δέκα, déka, tien en γωνία, gōnía, hoek, is een figuur, een veelhoek, met 10 hoeken en 10 zijden.
Zeshoekig hexagonaal zeskantig met zes hoeken. Een zeshoek of hexagoon, ook wel hexagon genoemd.
Een ruit is een bijzonder parallellogram waarin de overstaande zijden niet alleen evenwijdig zijn, maar ook nog gelijk. Een vierkant is niet alleen een bijzondere ruit (gelijke hoeken) maar ook een bijzonder parallellogram (zijden loodrecht op elkaar). Er is dus een duidelijk, meetkundig, verschil.
Een cirkel is verdeeld in 360 ∘ . Hoeken kun je meten met de gradenboog op je geodriehoek. De gradenboog is een halve cirkel die in 180 ∘ verdeeld is.
Deze vierhoek heeft niet alleen vier gelijke zijden maar ook vier gelijke hoeken, die elk 90° zijn (ook wel rechte hoek genoemd).
Een veelhoek heeft drie of meer zijden. Hiernaast is een vijfhoek te zien. Bij een regelmatige veelhoek zijn alle zijden even lang.
Een vierkant is een vierhoek met gelijke zijden en rechte hoeken.
Een zeshoek of hexagoon, Oudgrieks: ἕξ, hex, zes en γωνία, gonia, hoek, in het algemeen is een figuur met zes hoeken en zes zijden. De hoeken van een regelmatige zeshoek zijn 120° = 180° – 360°/6. De regelmatige zeshoek kan worden gezien als samengesteld uit zes gelijkzijdige driehoeken.
Een negenhoek, enneagoon of nonagoon is een figuur met 9 hoeken en 9 zijden. Een regelmatige negenhoek is een regelmatige veelhoek met 9 hoeken van 140°.
Een tienhoek heeft 35 diagonalen.
Een rechthoekige driehoek is een driehoek waarvan één van de hoeken een rechte hoek is. Een rechte hoek is een hoek die exact 90 graden is. De andere twee hoeken van deze driehoek variëren afhankelijk van de lengten van de zijden.
En een driehoek is in 3D een prisma.
Een parallellepipedum of blok is een veelvlak met zes parallellogrammen als zijvlak, acht hoekpunten en twaalf ribben, waarvan alle overstaande vlakken evenwijdig en twee-aan-twee – gezien vanaf de buitenkant – elkaars spiegelbeeld zijn.
Een ellips (Grieks ἔλλειψις, het tekortschieten) is in de wiskunde een vlakke kromme waarbij de som van de afstanden van alle punten op de kromme tot twee brandpunten constant is.
Een vijfhoekige piramide is in de meetkunde een piramide met een vijfhoekige basis, waarop vijf driehoekige zijvlakken staan, die samenkomen in een hoekpunt, de vertex. Een bijzondere vijfhoekige piramide is de regelmatige vijfhoekige piramide.
Het aantal hoekpunten van een piramide is gelijk aan het aantal hoeken van het grondvlak plus 1 van de top, dus 4 + 1 = 5 hoekpunten.