Een alinea is het tekstgedeelte tussen twee inspringingen of tussen twee regels wit, de kleinste eenheid van een tekst die nog uit meerdere zinnen bestaat. De alinea is volgens schrijfadviseur Jan Renkema de belangrijkste bouwsteen van een tekst.
Het deelonderwerp is een deel van een tekst. Deelonderwerpen belichten verschillende kanten van een tekst. Een tekst over school gaat bijvoorbeeld vaak ook over leraren, schoolvakken en de plaats waarin de school gaat. Een deelonderwerp heeft dus wel iets met het onderwerp te maken.
Het onderwerp wordt meestal van verschillende kanten bekeken en er worden verschillende onderdelen besproken. Deze verschillende onderdelen worden deelonderwerpen genoemd. Door deze deelonderwerpen, kun je een tekst snel begrijpen. Deelonderwerpen bestaan uit één of meerdere alinea's.
De meeste teksten hebben de indeling: inleiding, kern en slot. De inleiding en het slot bestaan meestal beide uit maar één alinea. De kern bestaat daarentegen uit een aantal alinea's. In de alinea's worden alle deelonderwerpen besproken.
Tekstindeling. Een zakelijke tekst (artikel, brief, beschouwing, enzovoort) heeft vaak een vaste indeling: inleiding, middenstuk en slot. Elk deel heeft een specifieke functie en kan uit meer dan één alinea bestaan. Het middenstuk bestaat meestal uit verschillende alinea's, inleiding en slot vaak uit één.
Functies tekstdelen - 1
Een zakelijke tekst (artikel, brief, beschouwing, enzovoort) heeft vaak een vaste indeling: inleiding, middenstuk en slot. Elk deel heeft een specifieke functie en kan uit meer dan één alinea bestaan.
In een alinea ga je in op een thema dat onderdeel uitmaakt van het onderwerp waar je het over hebt in een academische tekst, zoals in een essay, hoofdstuk van een scriptie, Plan van Aanpak of paragraaf. Alinea's komen in iedere goed geschreven academische tekst voor.
Een tekststructuur is een vorm die je tekst scanbaar maakt. Als de lezer alleen even snel over je tekst heen zou scannen, zou dankzij de structuur duidelijk moeten zijn waar de tekst over gaat. Dat krijg je voor elkaar door bijvoorbeeld een duidelijke kop en tussenkopjes.
In het slot kom je terug op de in de inleiding gestelde vraag of gegeven probleemstelling. Je kan een korte samenvatting geven, je conclusie geven, een afweging maken, een oproep of aanbeveling doen of je verwachtingen uitspreken. Kies de afronding die bij je tekst past.
Het laatste deel van een tekst wordt het slot genoemd. Het slot herhaalt meestal het belangrijkste uit de tekst. Door het slot wordt het verhaal mooi rond. Let op: bij nieuwsberichten is er vaak geen slot.
Een streamer is eigenlijk een heel kort fragment uit de tekst zelf. Het is een zinnetje of zelfs alleen maar een zinsdeel. Vaak is het een citaat of een deel van een citaat. Een streamer staat in een grotere letter dan de rest van de tekst, staat vaak cursief en heeft soms een andere kleur.
Het deelonderwerp (van een alinea) kun je vinden door jezelf de vraag te stellen waar de hele alinea over gaat. Het antwoord is dan het deelonderwerp. Dit noteer je altijd in één of een paar woorden, dus niet in een zin.
Opbouw van een tekst
Het middenstuk bestaat vaak uit meerdere alinea's, elk met een eigen onderwerp. Waar elke alinea over gaat, noemen we het deelonderwerp. De verschillende deelonderwerpen waaruit een tekst bestaat belichten verschillende kanten van het onderwerp.
Een tekst is vaak uit drie delen opgebouwd: een inleiding, een middenstuk en een slot. In de inleiding trek je de aandacht van de lezer. Je wilt dat de lezer de hele tekst gaat lezen. Je introduceert het onderwerp van je tekst.
Indeling structuur.
Hierbij introduceer je het onderwerp in de inleiding. In het middenstuk geef je aspecten in een logische volgorde.
Tussenkoppen zijn koppen die niet bovenaan de pagina staan, maar verspreid door een tekst tussen alinea's. Ze beschrijven in één woord (of hooguit een paar woorden) waarover het volgende deel van de tekst gaat. Lezers worden daardoor nieuwsgierig gemaakt. Met tussenkopjes maak je een tekst ook scanbaar.
Hoe herken je structuur in de tekst? Lees de paragraaftitels, de eerste zinnen van de belangrijkste paragrafen en tussenkopjes. Deze vertellen waar de tekstdelen over gaan en meestal is dat voldoende om de belangrijkste ideeën te begrijpen. Let op signaalwoorden waarmee de auteur de structuur en gedachtegang aangeeft.
Een organogram is een schematische weergave van een organisatie. Het ziet eruit als een tekening met vakjes en lijntjes. Vaak stroomschema of flowchart genoemd. In de vakjes staan de namen van de werknemers of afdelingen binnen je bedrijf.
Michaël Steehouder beschreef een aantal vaste structuren in zijn boek Leren communiceren: zes structuren waar alle informatieve teksten in onder te brengen zijn. De indelingen van Steehouder kunnen jou als schrijver helpen om de grip op je tekst te vergroten.
Lijnorganisaties zijn organisaties met een organisatiestructuur die van onder tot boven een duidelijke hiërarchische opbouw heeft. Een lijnorganisatie bevat meerdere lagen die boven en onder elkaar geplaatst zijn. Daardoor heeft elke werknemer een leidinggevende of manager.
Een paragraaf is een groter tekstblok van bij elkaar horende alinea's. De alinea's worden in een brief door een witregel gescheiden. Dat hoofdstuk bestaat uit vijf paragrafen.
Antwoord. Voor de nummering bestaan er twee basissystemen: 1. De hoofdstukken krijgen de cijfers 1 tot en met n; de paragrafen en eventuele subparagrafen krijgen diezelfde cijfers, gevolgd door een punt en een tweede of (bij een subparagraaf) derde cijfer enzovoort.
Een paragraaf bestaat doorgaans uit meerdere alinea's, maar kan ook bestaan uit meerdere subparagrafen (die op hun beurt weer een of meer alinea's bevatten). Een paragraaf kan worden aangegeven met een paragraafsymbool: §.