Degene die het eigendom is van de ander wordt gedwongen om voor de eigenaar zwaar werk te verrichten, tegen weinig of vaak zelfs helemaal geen loon. Zo iemand heet een slaaf (of slaafgemaakte) en zijn lichaam is het bezit van de landeigenaar.
Een slavennaam is een aan de slavernij gerelateerde roepnaam of familienaam; de naam die een eigenaar of koloniaal ambtenaar heeft gegeven aan een slaaf. Gewoontes met betrekking tot naamgeving zijn plaats- en tijdgebonden. Vaak konden slavenhouders persoonlijke voorkeuren in de naamgeving tot uitdrukking brengen.
Namen als Winklaar, Hooi, Daal, De Windt, Geerman, Koeiman, Windster, Vrutaal, Thielman, De Palm, Werleman, Schoop, Boekhoudt, Meulens, Eisden, Schotborg, Paesch, Rasmijn, Plantijn, Koeks, Scharbaai, Roosberg en Toppenberg waren vrijwel onbekend in Nederland.
Peter Stuyvesant (1592-1672)
Hij dreef als bestuurder van Nieuw-Amsterdam, het huidige New York, slavenhandel via Curaçao. Hij bezat zelf tientallen slaven en had de naam een harde en onverdraagzame bestuurder te zijn. Daarnaast stond hij bekend als antisemiet.
Portugezen stichten in de vijftiende eeuw de eerste Europese kolonies gebaseerd op slavernij: in suikerplantages langs de Afrikaanse kust en later ook op grote schaal in Brazilië.
Zoals staat geschreven in het boek 'Disposable People: New Slavery in the Global Economy: “In 1850 kostte een gemiddelde slaaf in het zuiden van Amerika, omgerekend naar hedendaags geld, $ 40,000.Nu kost een slaaf wereldwijd gemiddeld $ 90.” De aard van de hedendaagse bedrijven speelt ook een belangrijke rol.
In totaal werden in de periode van de Nederlandse slavenhandel over de gehele wereld 11 tot 12,5 miljoen Afrikaanse slaafgemaakten verscheept en verkocht. Hiervan werden er circa 600.000 door Nederlanders verhandeld. De West-Indische Compagnie (WIC) verscheepte ongeveer de helft daarvan.
In de 17e en 18e eeuw was de driehoekshandel op zijn hoogtepunt en werden grote aantallen slaven door vooral Portugese, Engelse, maar ook Spaanse en Nederlandse handelaren gekocht aan de kust van West-Afrika en verkocht in Amerika. De huidige schatting is dat 12 miljoen slaven zijn vervoerd vanuit Afrika naar Amerika.
Doordat slavenhandelaren buskruit voor slaven ruilden, bloeide de lokale buskruitindustrie. Ook de dienstensector, bestaande uit onder andere klerken, boekhouders en bankiers, werd mede in stand gehouden door de slavenhandel.
De ontsnapte slaven werden marrons genoemd, naar het Spaanse woord cimarron, waarmee eerst loslopend of weggelopen vee werd bedoeld, maar dat later ook voor gevluchte slaven werd gebruikt. Vrijwel in alle gebieden waar sprake was van slavernij, hebben ontsnapte slaven voor korte of langere tijd groepen gevormd.
In het begin, tot 1650, waren dat twee gebieden: de kust van Guinee en Angola.Na 1650 kwamen daar de Slavenkust en Biafra bij en in de achttiende eeuw kochten de Nederlanders ook slaven op de Goud- en Ivoorkust.
De achternaam die het vaakst voorkomt is 'De Jong'. Meer dan 55.000 mensen hebben deze achternaam. Daarna volgt 'De Vries' met bijna 50.000 keer en pas op de derde plaats met bijna evenveel naamdragers staat Jansen.
Suriname heette vroeger 'Nederlands Guyana'. De buurlanden van Suriname heten nog steeds 'Guyana'. Op 25 november 1975 wordt Suriname een onafhankelijke republiek. Er volgt een zeer onrustige periode met als dieptepunt een staatsgreep door militairen en politieke moorden.
Het woord slaaf is afgeleid van de benaming van een volk afkomstig van de Balkan, de Slaven. Vanaf de negende eeuw trokken onder andere de Duitsers door de Balkan. Van hun plundertochten namen ze grote groepen slaven mee, van Slavische afkomst. Hierdoor kreeg het woord slaaf zijn nieuwe betekenis, die van lijfeigene.
Slavernij bestaat minstens zo lang als de geschiedschrijving. Het oude Egypte, het oude Griekenland, het oude Rome, maar ook modernere Afrikaanse, Amerikaanse, Arabische en Aziatische culturen maakten en maken veelvuldig gebruik van slavenarbeid.
De WIC (West-Indische Compagnie) schepen voeren van Nederland naar de westkust van Afrika. Hier haalde Nederland de slaven vandaan. De slaven werden verkocht door bijvoorbeeld de stamhoofden of door hun eigen familie. Ze moesten in fort Elmina wachten tot er een WIC schip was om ze naar Curaçao te vervoeren.
De Arabieren waren zodoende de eerste georganiseerde slavenhandelaren die massaal Afrikanen naar buiten Afrika brachten. De slaven in Arabische landen werkten in de huishouding, als soldaat of ambachtslieden. Men schat dat er tussen 850 en 1850 drie miljoen Afrikanen door de Arabieren zijn verhandeld.
De Oranjes hebben in de periode 1675 tot 1770 omgerekend naar hedendaagse standaarden 545 miljoen euro verdiend aan het Nederlandse kolonialisme en de slavernij.
Volgens hem zijn slaven in bijna alle landen te vinden en te koop, maar moet je weten waar je ze kunt vinden. Volgens Skinner ligt de 'marktprijs' van een Oost-Europese (seks)slavin in Nederland rond de 2500 euro, terwijl een pooier ongeveer een kwart miljoen euro per jaar per slaaf kan verdienen.
Sally Smith is geïdentificeerd als de laatste in Amerika overleden tot slaaf gemaakte die uit West-Afrika kwam. Ze arriveerde in 1860 in de VS en overleed in 1937. Een uit Afrika ontvoerde man heeft lang te boek gestaan als de allerlaatste in de Verenigde Staten overleden slaaf.
Formeel schafte Mauritanië in 1981 de slavernij af, als allerlaatste land ter wereld. Maar pas sinds 2007 is het strafbaar slaven te houden en in 2015 werd het een misdrijf tegen de menselijkheid. 'Het zijn dode letters', oordeelt Abeid over die wetten.
Opmerkelijk is dat de traditionele vorm van slavernij - mensen als eigendom - in Mauritanië het meest voorkomt. De top-10 van landen met de hoogste percentages slaven bestaat verder uit Haïti, Pakistan, India, Nepal, Moldavië, Benin, Ivoorkust, Gambia en Gabon.
Vooral de Britten hadden er een groot aandeel in: tussen 1701 en 1800 vervoerden ze 2,4 miljoen Afrikaanse slaven naar Amerika; de Portugezen volgden met 1,8 miljoen. Nederlanders verhandelden circa 600.000 slaven.
Dwangarbeid met het oog op productie, in onder meer gevangenissen, werkkampen en krijgsgevangenschap.Gedwongen werk en uitbuiting in de prostitutie. Dit treft vooral jonge kinderen en slachtoffers van mensenhandel. Werk onder dwang en in onmenselijke omstandigheden tegen geen of ongeregelde betaling.