In beleidsmatige teksten komen ook de schrijfwijzen keuro, kEuro en kEUR wel voor in de betekenis 'kilo-euro', oftewel '1000 euro'.
Een meier was vroeger in de volkstaal de naam van een briefje van 100 gulden.
Zo genoemd vanwege de grootte van het biljet. - Rooie rug, rooie, rug, rooitje. Naar de vroegere kleur van het biljet.
munt met een waarde van 2,50 gulden
Hij had vanmorgen ingezet op een riks per exemplaar.
Hoeveel geld is een Meijer? Met een Meijer bedoelt men 100 Euro en het stamt af van het Hebreeuwse woord mei'oh.
Een joetje (of joet, joedje, juutje) is tien gulden.
Barki betekent 'biljet van honderd gulden; bedrag van honderd gulden'. In het Surinaams kunnen die twee woorden door iedereen gebruikt worden, maar het is wel informele taal. In Nederland zijn die woorden geleend uit het Surinaams, maar worden ze vooral door jongeren in de grote stad gebruikt.
Andere waren fluitje (1 cent), handje (5), deuppie (10), dubbeldeuppie (20), halfom (50), kleb (kleinste eurobiljet, 5 euro), blauwtje (20 euro), hulk (100), dubbeldekker (200) en eurotop (500).
Ten tijde van de gulden heette een munt van 10 cent een dubbeltje of duppie. Een gulden was een piek, een rijksdaalder een knaak, een biljet van 10 gulden een joet en een biljet van 25 gulden was tientallen jaren een geeltje, ook al was het rood.
Een dubbeltje is een klein voormalig Nederlands geldstuk, een munt, oorspronkelijk van zilver, met een waarde van een tiende gulden. Het muntstuk van 10 eurocent wordt ook wel een dubbeltje genoemd.
Geld is od, saaf, money, paper of cash, en je hebt een jarra, lotto, donnie, bankoe, barkie, doezoe en millie.
De kleine letter ƒ heeft dezelfde vorm als het valutateken voor de Nederlandse gulden, hoewel ook vaak "fl." als afkorting werd gebruikt. De letter en de afkorting zijn afkomstig van de oorspronkelijke benaming van de munt: gulden florijn.
Een donnie bleek 10 euro te zijn. Volgens hem draaide het allemaal om doekoe (geld). Zijn streven was om zeker vijf keer te winnen, want dan zouden er vijf donnies opgestreken worden. Vijf donnies bij elkaar opgeteld werd een bankoe (50 euro).
Betekenis-definitie rug: Bargoens: bankbiljet van duizend (gulden of euro). Ook: rooie rug of rooie. - DFB | De Financiële Begrippenlijst.
In de periode 1861-1909 was er een geelkleurig bankbiljet van 25 gulden dat in de volksmond ook 'geeltje' werd genoemd. Deze benaming voor 25 gulden bleef na 1909 nog lang in gebruik, alhoewel er geen uiterlijk verband meer met het briefje was en er in 1982 zelfs een ander geelkleurig biljet in omloop kwam (50 gulden).
Wie kan spontaan zeggen waarmee de eurobiljetten zijn gedecoreerd, en welke kleurstellingen de afzonderlijke biljetten hebben? Drupsteen, die als vormgever veel voor televisie werkte, volgde in 1987 Ootje Oxenaar op, de ontwerper van meesterwerken als de Zonnebloem (50 gulden), de Snip (100) en de Vuurtoren (250).
De meest recente zilveren rijksdaalders bevatten een waarde van om en nabij € 5,23 (gebaseerd op de zilverprijs van het moment van schrijven). De waarde is echter afhankelijk van de zilverkoers.
Een piek was de benaming van een Nederlandse munt van één gulden. Op de guldenmunten werd vanaf het einde van de zeventiende eeuw de Hollandse maagd afgebeeld. Deze symbolische vrouw droeg een lans of piek, met daarop een vrijheidshoed.
Een wattpiek (Wp) geeft dus een indicatie op basis van standaardomstandigheden. Het is het maximale elektrische vermogen dat één fotovoltaïsch paneel kan leveren bij een standaardtemperatuur en -zonnestraling. 1 kWp stemt overeen met 1000 Wp.
Voor elke bezoeker die een event bezoekt, gebruikt gemiddeld 40% de app van Piek om een bestelling te betalen. Dit betekent dat voor elke 100 bezoekers op jouw event er 40 gebruikers via Piek zijn om te kunnen betalen voor de consumpties. Logisch eigenlijk, je gaat immers niet alleen naar een feestje!
Informele benaming voor een gulden. De gulden was vanaf de Middeleeuwen tot de invoering van de euro in januari 2002 een Nederlandse munteenheid en wettig betaalmiddel. De naam wordt ook nog wel gebruikt voor euro's (1 piek = 1 euro): "Geef me een piek" of "Dat kost vijftien piek".
Het lijkt al eeuwen geleden: de gulden, het kwartje, het dubbeltje, de snip (briefje van 100 gulden).
Ook de bijnaam rooie of rooie rug (en vandaar, enigszins vulgair, alleen rug) voor een biljet van duizend gulden vindt zijn oorsprong in de 19e eeuw, toen deze biljetten een rode achterzijde hadden.