Een speler moet bij het afleggen van de hinkelbaan altijd het vak waarin het voorwerp ligt overslaan. Als het voorwerp in het vak met nummer 1 is gegooid, zal de speler dus direct naar het tweede vak springen. Daarbij zal het pad afgelegd moeten worden op één been.
Spelers proberen de bal op de stoeprand van de tegenstander te gooien. Je verdient punten als je op de rand gooit en de bal terugrolt of -stuit naar jouw helft. Wie als eerste 15 punten heeft gehaald met minimaal 2 punten verschil met de tegenstander, wint het spel. De maximale speeltijd bedraagt 8 minuten.
De kleuters leerden hoe opa en oma vroeger buiten speelden: hoepelen, knikkeren, touwtje springen. Ook binnen spelen we met “ouderwets” speelgoed: sjoelen en hamertje tik. De kleuters vinden het ook leuk om met ganzenbord te spelen.
In de leeftijd 3-4 jaar zou een kind enkele sprongen kunnen hinkelen en huppelen op één been (galoppas). Ze kunnen al een tijdje op één been staan zonder om te vallen. Tussen de 4 en 5 jaar gaan hinkelen en hinkelspelletjes al goed. Tussen de 5 en 6 jaar kan een kind goed hinkelen, in ieder geval tien keer.
Waarom is hinkelen belangrijk? Het is erg belangrijk voor kinderen om eenbenige bewegingen te leren maken. Het evenwichtsvermogen wordt hierdoor gestimuleerd. Ook worden de (been)spieren sterker, wat belangrijk is tijdens de groeifase.
De motoriek bij kinderen van 4 tot 5 jaar
Hinkelen en hinkelspelletjes gaan nu goed. Over een streep of evenwichtsbalk lopen lukt op deze leeftijd goed. Een kleinere bal vangen en gooien gaat goed. Op deze leeftijd is het mogelijk te beginnen met fietsen zonder zijwieltjes, rolschaatsen etc.
Je kind van 4 jaar kan:
tellen tot 10. de cijfers 1 t/m 5 herkennen. besef hebben van de begrippen meer – minder, veel – weinig, erbij – eraf, groter – kleiner, dikste – dunste, voor – naast –op. groepjes herkennen van 2 en 3 zonder te tellen.
Als je kind vier jaar oud is kan hij al veel: steeds beter binnen de lijntjes kleuren, een papier in een driehoek vouwen en een beker melk inschenken zonder te morsen. Natuurlijk gaat het soms mis, misschien kan je hem dan even helpen.
Plak een leuk plaatje of sticker op de onderkant van de dikke mat. Laat het kind in buiklig op de mat liggen en daag het kind uit om zo ver over het uieinde van de mat te rollen dat hij het plaatje kan zien. Vanuit deze houding is nog een klein beetje hulp van de docent nodig om helemaal over de kop te gaan!
Je komt los van de grond, beweegt ritmisch tegen de zwaartekracht in. Huppelen maakt kinderen aan het lachen, wanneer ze het echt kunnen. Wanneer een kind in staat is om te huppelen, dan laat het zien zich thuis te voelen in het lichaam en daar vrij en makkelijk over te kunnen beschikken.
Vanaf een jaar of drie leert je kind een kinderschaar vasthouden en langzaam, met hulp, een beetje knippen. Rond vier jaar kan je kind zonder hulp knippen. Dan gaat je kind ook nadenken over wat het wil knippen en proberen gericht te knippen.
Je kind leert kruipen, staan, zitten, lopen, fietsen, skaten, enzovoort. Hierbij gaat het om grote bewegingen met de romp, armen en benen. Dit noemen we ook wel de grove motoriek.
Dit kan en doet je kind: 2 – 3 jaar
Je peuter snapt door jouw lichaamstaal hoe jouw humeur is. Hij kan zich steeds beter inleven in de gevoelstoestand van anderen. Je peuter herkent kleuren en vormen en kan die ook sorteren.
De meeste kinderen starten met het herkennen en benoemen van kleuren als ze twee, drie jaar zijn. Aan het begin van groep 1 kennen de meeste kinderen de primaire kleuren rood, geel en blauw. Veel kleuters hebben ook al een lievelingskleur. Bij kleine meisjes is dat vaak roze.
Op de meeste basisscholen leren kinderen letters schrijven vanaf groep 3, terwijl er in groep 1 en 2 al veel voorbereidend schrijfonderwijs plaatsvindt. Leren schrijven is een kwestie van goed oefenen, waarbij de leerkracht let op hoe je kind de pen vasthoudt.
Volwassenen lopen, fietsen en dergelijke. Rennen doen volwassenen als sport of een afspraak/bus/et cetera te halen. Waarom huppelen volwassenen niet? Het is sneller dan lopen en minder vermoeiend dan rennen.
We gebruiken onze fijne motoriek bij de dingen die we iedere dag doen. Aan- en uitkleden (knopen), dingen pakken, schrijven, enz. Het zijn vaardigheden die we leren waardoor we zelfstandig zijn. Voor een kind is de fijne motoriek ook erg belangrijk voor de schrijfontwikkeling.
Buiten spelen en sporten zijn belangrijk en leuk. Door lekker in beweging te zijn ontwikkelt je kind zijn grove motoriek. Je kind krijgt sterkere spieren, oefent coördinatie en stabiliteit en bouwt zo voldoende vaardigheden op om goed te kunnen bewegen.
Kinderen die moeite hebben met hinkelen en bijvoorbeeld niet hard kunnen rennen, zullen hoogstwaarschijnlijk ook moeite hebben met de koprol. Tot slot zijn ook de zintuiglijke systemen van belang bij het goed kunnen maken van een koprol.
Een kind zal steeds beter worden in een koprol. Door het oefenen hiervan kan de balans en coördinatie verbeterd worden. Ook wordt op de proef gesteld of een kind over de kop durft te gaan.
Ga naast de muur staan met je rug en plaats vervolgens je handen op de grond. Loop met je benen tegen de muur op en probeer zo ver mogelijk omhoog te lopen om je allereerste handstand te oefenen. Je zal merken dat dit eerst moeilijk gaat maar steeds gemakkelijker gaat.
Tekenen in de peutertijd
In deze overgangsfase zien we dat kinderen vormen gaan ontdekken in hun eigen krabbels en deze vormen dan steeds gaan herhalen. Waar een dreumes echt nog krabbelt, kan een kind van twee en half/ drie bewust strepen en rondjes gaan tekenen.