De meeste huizen in het oude Rome hadden geen stromend water. De Romeinen gingen naar openbare wc's en zichzelf wassen deden ze in een van de badhuizen. Deze thermen waren heel populair bij de Romeinen!
Hoe, ze kenden géén zeep ? Inderdaad, de Romeinen gebruikten geen zeep om zich te “wassen”.Ze kenden wel parfum en lichaamsolie.
Lintwormen, zweepwormen, bedwantsen en vlooien tierden welig in het Romeinse Rijk, en persoonlijke hygiëne en afvalinzameling maakten het juist erger. Met de persoonlijke hygiëne was het misschien toch niet zo goed gesteld in het oude Rome.
De meeste aquaducten werden ondergronds aangelegd.Waar dit niet mogelijk was, werden grote bruggen gebouwd. De meesten van ons denken dan ook aan deze iconische bouwwerken als we het woord aquaduct horen. Bruggen zoals de Pont du Gard in Zuid-Frankrijk of het Aquaduct van Segovia in Spanje.
Bij gebrek aan pompen moesten de Romeinse ingenieurs een bondgenootschap sluiten met de zwaartekracht om water van de bron naar een stad te brengen. Een aquaduct moest altijd op afschot lopen, en de bouwmeester moest bergen, ravijnen en laagvlaktes zien te overbruggen.
De meeste Romeinen moesten hun water bij de openbare putten of fonteinen verkrijgen, maar vaak werden er gaten gemaakt in het aquaduct om zo de eigen velden te irrigeren.
Het aquaduct bij Berg en Dal
Toen de Romeinen een aquaduct wilden bouwen om het legioenskamp op de Hunerberg in Nijmegen‐Oost van water te voorzien, was het dus logisch dat zij hun bronnen zochten op de stuwwal. Door het hoogteverschil werd de aanvoer van het water automatisch aangevoerd naar het kamp.
Romeinse sponzen en kiezels
Wie in de openbare latrines van het oude Rome zijn behoefte deed, gebruikte daarna een tersorium (zie foto onderaan), een stok met daaraan een spons die in water met azijn of zout was gedrenkt.
Een deel van het water gaat eerst naar ketels in de stookruimte, zodat het opgewarmd wordt voor het hete bad. Vloerverwarming. Via buizen komt de hete lucht uit de stookruimte onder een holle vloer en in holle muren terecht. Een hypocaustum heet dat.
De Romeinen veroverden de halve bekende wereld met geweld, maar zelfs hun vijanden keken met een begerige blik naar hun aquaducten. Deze wonderen van techniek brachten koel, schoon water naar de steden, waar de inwoners spuitende fonteinen, waterkunstwerken en enorme badhuizen tot hun beschikking hadden.
Behalve graan aten de soldaten varkensvlees, rundvlees, vis (o.a. snoek en mosselen) en kaas.
Wist je dat de Romeinen veel nieuwe voorwerpen en technieken naar dit gebied brachten? Zoals het schrift, glaswerk, dakpannen en spiegels. Ook bouwden de Romeinen hier de eerste steden en leerde de bevolking badhuizen kennen. De Romeinse uitvinding beton was daar heel handig voor.
De Romeinen kwamen oorspronkelijk uit de stad Rome in Italië. Ze wilden steeds meer invloed hebben.
De Romeinen gebruikten geen vorken, dus moesten de handen regelmatig gewassen worden. Slaven kookten voor hen en vermaakten de gasten met muziek, dans of andere voorstellingen. Slaven kookten in ovens of op een fornuis. Groenten en kruiden werden opgehangen om te drogen.
Het bassin met warm water had een vaste plek in de meeste caldaria. Het lichaam werd verzorgd door het in te smeren met olie, die er vervolgens werd afgeschraapt. Het hypocaustum was het verwarmingssysteem in Romeinse badhuizen.
In het badhuis had je alle gelegenheid om jezelf te verzorgen en schoon te maken. Je kon warme, lauwe en koude baden nemen, je kon je laten masseren en er waren ook een soort zweethokken (sauna's). Voor de lichaamsverzorging gebruikte men net als tegenwoordig kammen, scharen, spiegels enz.
Rijke Romeinen hadden vloerverwarming
De dieren hadden een vaste plaats in de langhuizen van de Vikingen en zorgden met hun lichaamswarmte voor een behaaglijke binnentemperatuur. In het Romeinse Rijk verwarmden de meeste Romeinen hun huis met kleine kachels van metaal of klei.
Het hypocaustum is het Romeinse systeem van verwarming. Dit is in de tweede eeuw voor Christus uitgevonden door Orata om zijn visvijver te verwarmen. Een hypocaustum bestaat uit een verhoogde vloer, rustend op bakstenen pijlertjes van zestig centimeter hoog.
Rijke Romeinen hadden de luxe van een eigen badvertrek thuis. De gewone man ging dagelijks naar een badhuis (balnea) of een badcomplex (thermae). Het Thermenmuseum was een openbaar badhuis.
Iedereen kent het hartje in de deur van de wc van vroeger. Dit hartensymbool is ook te vinden in de deur van het vroegere varkenshok, op traditionele makelaars en in oud metselwerk. Tegenwoordig associëren we het hart met de liefde, maar het is oorspronkelijk een teken van vruchtbaarheid.
Vroeger toen er nog geen toilet en riolering was, deden de mensen hun behoefte op een emmer of po. Deze werd eens in de week opgehaald en geleegd door de stronttonnetjesschepper die de uitwerpselen vervolgens op zijn strontkar gooide en buiten de stad bracht.
In 1596 bedacht Sir John Harrington, peetzoon van koningin Elizabeth I, een toilet dat was verbonden met een watertank waarmee de uitwerpselen konden worden weggespoeld.
Romeinse bouwmarkt
De Romeinen maken veelvuldig gebruik van beton in hun architectuur. Beton is niet uitgevonden door de Romeinen, maar ze hebben het wel geperfectioneerd. Het sterke materiaal zorgde ervoor dat ze groter en hoger konden bouwen.
In Herwen-Hemeling (gemeente Zevenaar) hebben archeologen een opzienbarende vondst gedaan. Een compleet en relatief ongeschonden Romeins heiligdom vlakbij UNESCO Werelderfgoed Romeinse Limes. Op deze plek hebben meerdere tempels gestaan. Er zijn resten van godenbeelden, reliëfs en beschilderd pleisterwerk gevonden.
In de Oud-Romeinse keuken waren voor de gewone man brood, bonen en linzen het hoofdbestanddeel van de dagelijkse maaltijden. Er bestonden ook eetkramen of thermopolia. De gegoede burgerij at drie maaltijden per dag.