Veel Nederlandse werkwoorden zijn zwak: het voltooid deelwoord wordt gevormd door ge- vooraf te laten gaan aan de werkwoordstam en te eindigen met 't' of 'd' afhankelijk van de slotklank van de stam (zie 't kofschip). Van onregelmatig sterke werkwoorden wordt het voltooid deelwoord gevormd door de uitgang -en.
Het voltooid deelwoord is een vorm van het werkwoord. Voltooide deelwoorden maken deel uit van samengestelde werkwoordstijden. De voltooide tijd wordt gevormd door de persoonsvorm van het hulpwerkwoord hebben of zijn en het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord.
In de voltooide tijd staat altijd een voltooid deelwoord: een werkwoordsvorm als gelezen of gewerkt. Doorgaans staat er ook een hulpwerkwoord bij: een vervoegde vorm van hebben of zijn. Ik heb een goed boek gelezen. Het voltooid deelwoord is hier gelezen.
Een bekend ezelsbruggetje om te achterhalen of een voltooid deelwoord met d dan wel met t wordt geschreven, is luisteren naar de verleden tijd. Eindigt die op -de, dan schrijven we het voltooid deelwoord met -d. Eindigt de verleden tijd op -te, dan schrijven we het voltooid deelwoord met -t.
Verhuisd is een voltooid deelwoord. In dat voltooid deelwoord komt de d terug van de verleden tijd verhuisde. Verhuist is een andere werkwoordsvorm: een persoonsvorm die in de tegenwoordige tijd staat.
Reacties. 'Je bereidt je voor' is correct, en 'Bereid u voor' is correct. De persoonsvorm van de tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd ('je') eindigt altijd op een t, behalve bij uitzonderingen. Een uitzondering is bijvoorbeeld 'Je mag'.
De medeklinkers uit 't kofschip, dus de t, k, f, s, ch en p, helpen te bepalen of een zwak werkwoord de uitgang -te of -de krijgt in de verleden tijd. De uitgang -te wordt toegevoegd aan werkwoorden waarvan de stam (= het hele werkwoord zonder de uitgang -en) eindigt op een van die medeklinkers uit 't kofschip.
Als je 'gegroeid' langer maakt, krijg je 'gegroeide'. Je hoort dan een -d en schrijft die dus ook. Dit is de simpelste manier om te weten of je een voltooid deelwoord met een -d of met een -t schrijft. Dat er een verschil is, heeft te maken met de ex-kofschipregel.
Zo kun je de dt-regels voor de tegenwoordige tijd onthouden met het volgende ezelsbruggetje: ik drink nooit thee, jij drinkt soms thee en hij drinkt altijd thee. In plaats van thee kun je denken aan de letter t, die je bij ik bijvoorbeeld nooit gebruikt. Je schrijft dus ik word in plaats van *ik wordt.
Uitleg dt-fouten in de tegenwoordige tijd
In de tegenwoordige tijd wordt bij de tweede persoon enkelvoud (je, jij) en bij de derde persoon enkelvoud (hij, zij, het) altijd een –t toegevoegd aan de ik-vorm. Dit hoeft niet als een werkwoord al eindigt op een –t (het is: hij zit en niet hij zitt).
De correcte vervoeging is je/jij vindt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).
Het voltooid deelwoord van het werkwoord slaan is in al zijn betekenissen geslagen. Geslaan* komt soms voor in de spreektaal in België, maar die vorm is geen standaardtaal.
voltooid bijv. naamw. 1) gereed, klaar Voorbeeld: `Kent u het burgerinitiatief voltooid leven?` 2) volkomen, volmaakt, perfect Bron: WikiWoordenboek. Synoniemenaf afgedaan afgelopen afgerond beëindigd gedaan geëindigd gepleegd gereed klaar over per...
Een hulpwerkwoord is een werkwoord dat als 'hulp' bij het hoofdwerkwoord van de zin staat. In tegenstelling tot een zelfstandig werkwoord kan een hulpwerkwoord nooit zelfstandig voorkomen. Het komt altijd voor in combinatie met een ander werkwoord (een zelfstandig werkwoord of een koppelwerkwoord).
' is juist. Red is hier een gebiedende wijs en die komt overeen met de ik-vorm van het werkwoord ('ik red'). De gebiedende wijs komt altijd overeen met de ik-vorm van het werkwoord: je voegt er dus geen t aan toe. Het maakt niet uit of er één persoon wordt aangesproken ('Margriet, red de tijger!
De verleden tijd van halen is 'haalde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gehaald'.
In de tegenwoordige tijd krijgen werkwoorden die je vervoegt in de tweede en derde persoon enkelvoud altijd een t. Ik loop en hij loopt. En als de stam van het werkwoord eindigt op een d, krijg je dt: ik vind, hij vindt. Om een werkwoord te vervoegen, moeten we eerst op zoek naar de stam.
Er is gegooid, het heeft gedooid, en er is geheid. Maar waarom is dat zo? Omdat, zoals ik caught by surprise uitlegde, de 'i' op het eind van een woord/woordstam geen klinker is maar de uitspraak van een 'j' heeft en daarom het gedrag vertoont van de 'j', die een (stemhebbende) medeklinker is.
Bij verven is dat de V. Komt de V voor in 't (TAXI)KOFSCHIP? Nee. Dus eindigt het voltooid deelwoord van verven (hij heeft geverfd) met een D, en niet met een T.
Een handig ezelsbruggetje dat je kunt gebruiken: woorden die eindigen op een d, zoals worden en vinden, kun je vervangen door lopen en dan hoor je of er een t achter moet.
We kennen hem allemaal: de regel van 't Kofschip. Deze alom bekende spellingregel bepaalt dat we 'geluncht' moeten schrijven en niet 'gelunchd', evenals 'geschrobd' in plaats van 'geschrobt'.
De correcte vervoegingen zijn u wordt en wordt u. U wordt vader. Wordt u vader? U wordt snel moe.