Zo kan een open vraag beginnen met een vragend voornaamwoord, een vragend bijwoord, een vragend voornaamwoordelijk bijwoord of een vragende telwoord. Hieronder volgen per vraagwoord een aantal voorbeelden. Vragend voornaamwoord: wie, wat, welk(e), wat voor (een) en wiens. Vragend bijwoord: waar, wanneer en hoe.
De vragende voornaamwoorden of vraagwoorden (interrogative pronouns) gebruik je om iets te vragen. In de Engelse taal kennen we de volgende vragende voornaamwoorden: what, where, when, who, which, why en how.
Een vragende zin of vraagzin is een zin in de vorm van een vraag. Dit soort zinnen staat haaks op de stellende zin. Er zijn drie hoofdsoorten vraagzinnen te onderscheiden: de bijwoordelijke vraagzin, de werkwoordelijke vraagzin en de voornaamwoordelijke vraagzin.
De vraagproef: maak een vragende zin, het werkwoord dat vooraan komt te staan is de persoonsvorm. De tijdproef: verander de tijd van de zin, het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm. De getalproef: verander het getal (enkelvoud/meervoud) van het onderwerp, het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm.
Een 'vraagwoordzin' begint met een vraagwoord en eindigt met een vraagteken. De vraagwoorden zijn: Wie..? Wat..? Wanneer..?
De naam van deze zin verklapt eigenlijk al wat voor een soort zin het is. Met een vraagzin wordt namelijk iets gevraagd aan iemand. Dit betekent automatisch ook dat je een antwoord verwacht van iemand als je een vraagzin stelt. Omdat er een vraag wordt gesteld, eindigt een vraagzin altijd met een vraagteken.
De vragend voornaamwoorden (ook wel vraagwoorden genoemd) die in onze taal voorkomen zijn: wie, wat, welk, welke, wat voor (een) en wiens. Het vraagwoord staat vaak vooraan de zin, maar kan ook in het midden van de zin staan.
Een persoonsvorm is het werkwoord in de zin dat kan veranderen van tijd. Voorbeeld: Zij werken hard aan hun werkstuk.Dit gebeurt NU; dit is de tegenwoordige tijd.
Het gezegde bestaat uit de werkwoorden in een zin. Als er maar één werkwoord in de zin staat, dan is het gezegde de persoonsvorm. Als er meer werkwoorden in de zin staan, dan is het gezegde de persoonsvorm samen met de andere werkwoorden. Als je een zin gaat ontleden, begin je daarom altijd met de persoonsvorm.
Een open vraag begint met een vraagwoord als waarom, wanneer, hoe, wat, wie.
Waar voldoen goede vragen aan? Een goede vraag bevraagt maar één onderwerp, stuurt niet, bevat geen dubbele ontkenningen, is niet te lang, is duidelijk geformuleerd, houdt rekening met alle mogelijkheden en genereert antwoorden waar je wat mee kan.
Vragend voornaamwoord
De belangrijkste Nederlandse vragende voornaamwoorden zijn: welk(e) (niet-menselijk of bijvoeglijk). wie, wiens en wier (menselijk). wat, wat voor een.
In de Nederlandse taal worden 'wie', 'wat, 'welk(e)', 'wiens' en 'wat voor (een)' tot de vragende voornaamwoorden gerekend.
Een vraagwoord is een woord dat een open vraag inleidt. Het kan een vragend voornaamwoord zijn (bijvoorbeeld wie, wat, welke), een vragend bijwoord (bijvoorbeeld waar, wanneer, hoe), een vragend voornaamwoordelijk bijwoord (bijvoorbeeld waarmee, waarvan) of het vragende telwoord hoeveel.
Vraagwoorden: Poster
Op deze poster vind je een overzicht van de meest voorkomende vraagwoorden (wat, wie, waar, waarom, wanneer, hoe, hoe oud, hoeveel, hoe laat, welke).
Gezegde: werkwoordelijk en naamwoordelijk
Zo bestaat dit zinsdeel altijd uit minimaal één werkwoord. Het is niet zo dat een gezegde altijd uit maar één werkwoord bestaat, want het gezegde kan ook aangevuld worden met een naamwoord of andere werkwoorden.
Als in een zin meer dan één werkwoord staat, is een van die werkwoorden het hoofdwerkwoord. De andere werkwoorden zijn hulpwerkwoorden. Het hoofdwerkwoord heeft de vorm van een voltooid deelwoord of het hele werkwoord, ook wel de infinitief genoemd.
Een gedwongen huwelijk wordt beschouwd als de verbintenis tussen twee personen van wie er ten minste één niet uit vrije wil en ten volle met het huwelijk heeft ingestemd. Het gaat dus over huwelijken onder fysieke en morele dwang.
De infinitief (of: onbepaalde wijs) is een vormcategorie van het werkwoord. De infinitief wordt ook wel 'het hele werkwoord' genoemd en het is in deze 'standaardvorm' dat werkwoorden in woordenboeken zijn opgenomen. De vorm van de infinitief is onbepaald wat persoon, getal, tijd en wijs betreft.
Een werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden die bij elkaar horen. De persoonsvorm is dus ook een onderdeel van het gezegde. voorbeeld: Vanmorgen heb ik een glas laten vallen.
Vragend bijwoord
Deze bijwoorden zijn bedoeld om een vraag te beginnen en hebben veelal een relatie met het werkwoord in de zin. Een vragend bijwoord is niet hetzelfde als een vragend voornaamwoord, omdat dit laatste betrekking heeft op een zelfstandig woord, zoals een zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord.
Een vraagteken (question mark) is een leesteken dat je aan het einde van een zin plaatst om aan te geven dat de voorafgaande zin een vraag betreft. Andere leestekens die je plaatst om het einde van een zin aan te duiden zijn een punt en een uitroepteken. Je kunt een vraagteken (?)
Zelfstandig naamwoord
een vraag met een vraagwoord, ook wel een open vraag genoemd, een vraag waarbij een ja/nee antwoord onvoldoende is. Een vraagwoordvraag geeft meer informatie dan een gesloten vraag en nodigt de ondervraagde uit tot spreken.