De chirurg was heel tevreden over de operatie. (voorzetselvoorwerp; over de operatie hoort bij tevreden zijn; tevreden zijn over is nu een vaste combinatie) Patiënt en chirurg waren tevreden met het resultaat. (voorzetselvoorwerp; met het resultaat hoort bij tevreden zijn; tevreden zijn met is een vaste combinatie)
Je vindt een voorzetselvoorwerp door te kijken naar de zinsdelen die met een voorzetsel beginnen. Kijk of dat voorzetsel een VAST voorzetsel is (een betekenisgeheel vormt met het zelfstandig werkwoord in het gezegde). Het zinsdeel dat begint met dat voorzetsel noemen we voorzetselvoorwerp.
een voorzetselvoorwerp komt voor bij werkwoorden met een vast voorzetsel (luisteren naar, abonneren op, delen door, geven om, kijken naar, etc.). wanneer een zinsdeel begint met een voorzetsel is het altijd een voorzetselvoorwerp, tenzij dat zinsdeel een plaats aangeeft, dan is het een bijwoordelijke bepaling.
Een voorzetselvoorwerp is een zinsdeel dat begint met een voorzetsel. Dat voorzetsel hoort bij het gezegde van de zin. Voorbeelden zijn: zorgen voor, geloven in, denken aan, verlangen naar, zich verheugen op.
Het voorzetselvoorwerp is een onderdeel van grammatica dat valt onder het redekundig ontleden. Om een voorzetselvoorwerp te kunnen herkennen moet je weten wat een voorzetsel is. Het voorzetselvoorwerp begint met een voorzetsel en wordt vaak gevolgd door een voorwerp, bijvoorbeeld: Ik hou van pindakaas.
Het virus kan van persoon tot persoon worden overgedragen door direct contact, door inademing van aerosolen uit blaasjesvocht van huidlaesies van acute waterpokken of zoster, en mogelijk via geïnfecteerde luchtwegafscheidingen die ook kunnen worden verneveld.
Voorzetsels zijn woorden zoals op, onder, in, door, behalve, tussen en tegen. Ze geven de relatie (bijvoorbeeld tijd, plaats of reden) aan tussen het woord waar ze voor staan en de andere woorden in de zin: tijdens de vakantie, in de scriptie, vanwege het slechte weer.
Het voorzetselvoorwerp kan zowel bij naamwoordelijke als bij werkwoordelijke gezegdes voorkomen. Meer voorbeelden: Ik wacht al uren op de bus.(wachten op)
Naarmate de leeftijd vordert of het immuunsysteem wordt onderdrukt, neemt de cellulaire immuniteit tegen VZV af en wordt het virus opnieuw geactiveerd, waardoor gordelroos (zoster) ontstaat . Gordelroos kan overal op het lichaam voorkomen.
Het handelend voorwerp (hv) begint altijd met het woord "door" en staat in een passieve zin. Bij omzetting naar de actieve zin wordt dit zinsdeel het onderwerp. Het handelend voorwerp vertelt wie de handeling uitvoert. Bij een passieve zin wordt steeds het hulpwerkwoord worden gebruikt.
Het zelfstandig naamwoord of voornaamwoord dat na het voorzetsel komt, is het lijdend voorwerp van het voorzetsel.
Bijwoordelijke bepaling: bestaat uit één woord of meerdere woorden die meer informatie geven over wat in het gezegde wordt uitgedrukt. Voorzetselvoorwerp: bestaat (net zoals een bijwoordelijke bepaling) uit één woord of meerdere woorden die meer informatie geven over wat in het gezegde wordt uitgedrukt.
Wat is de afkorting van vice versa? Vice versa is een bijwoord uit het Latijn dat “omgekeerd”, “heen en terug” of “over en weer” kan betekenen. De afkorting voor vice versa is v.v.
Het object van een voorzetsel is een zelfstandig naamwoord (of een woord/zin die als zelfstandig naamwoord fungeert) dat samen met een voorzetsel een voorzetselgroep vormt .
Hoe vind je een bijwoordelijke bepaling? Bij zinsontleding zoek je eerst de persoonsvorm en het onderwerp van de zin. Dan kijk je of er een lijdend voorwerp en eventueel een meewerkend voorwerp in de zin staat. De overgebleven zinsdelen zijn vaak bijwoordelijke bepalingen.
Als een afhankelijke zin als voorzetselvoorwerp fungeert, staat gewoonlijk (maar zie onder 2) het voorzetsel in de rompzin en vormt het met er een voornaamwoordelijk bijwoord, dat dienst doet als voorlopig voorzetselvoorwerp.
Beheer en behandeling
Zorgverleners behandelen soms varicella-zoster-infecties met antivirale medicijnen . Deze omvatten: Acyclovir (Zovirax®). Famciclovir (Famvir®).
Het varicellazostervirus (VZV) is een van de meest voorkomende virussen. Het veroorzaakt waterpokken, een infectieziekte met een hoge incidentie op jonge leeftijd in landen met een gematigd klimaat.
Het voorzetselvoorwerp laat in een zin zien waar het gezegde betrekking op heeft; het geeft dus meer informatie over het gezegde. Het bestaat altijd uit twee delen: (1) een voorzetsel en (2) een zelfstandig naamwoord of persoonlijk voornaamwoord. Het voorzetsel komt altijd als eerst.
De achtergeplaatste voorzetsels terug en geleden duiden beide aan dat de genoemde tijd verstreken is sinds een bepaalde gebeurtenis. Zes jaar terug (geleden) werd Michael veroordeeld betekent dus dat er zes jaar verstreken zijn sinds Michael werd veroordeeld.
Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel. Een lijdend voorwerp bevat altijd een zelfstandig naamwoord of een persoonlijk voornaamwoord. Niet in iedere zin staat een lijdend voorwerp. In een zin met een naamwoordelijk gezegde staat nooit een lijdend voorwerp.
Andere voorbeelden van voorzetsels zijn: aan, achter, bij, binnen, boven, buiten, dankzij, door, gedurende, in, langs, naar, nabij, om, omstreeks, over, per, qua, rond, sinds, te, tegen, tegenover, tot, tussen, uit, van, vanaf, vanuit, via, volgens, voorbij, wegens, zonder.
Enkele veelvoorkomende voorzetsels zijn: over, boven, over, na, tegen, langs, tussen, rond, bij, voor, achter, onder, onder, naast, tussen, door, omlaag, tijdens, behalve, voor, van, in, binnen, in, zoals, nabij, van, uit, op, op, uit, buiten, over, verleden, aangezien, door, gedurende, totdat, aan, naar, onder, totdat, ...
bijwoorden van tijd: wanneer, morgen, vandaag, gisteren, binnenkort, onlangs. aanwijzende bijwoorden: daar, hier, nu. onbepaalde bijwoorden: ergens, nergens, nooit, altijd.