Originele ideeën
Bedenk dat originaliteit niet evenredig is met verzonnen woorden en elementen. Houd je aan de algemene benamingen, tenzij je een logische en heldere reden hebt om een ander woord te gebruiken. En zelfs dan: wees spaarzaam. Het gaat uiteindelijk om de manier waarop je het verhaal schrijft en vertelt.
Veel korte verhalen beginnen met een zin als dialoog, en zoomen vervolgens uit om aan te geven wie spreekt of waar de spreker zich binnen een scène bevindt. Meestal wordt de dialoog onder ander gevoerd door een hoofdpersoon of een van de centrale personages in het verhaal.
Een goed verhaal bevat herkenning
Het is belangrijk dat de doelgroep wat heeft met jouw verhaal. Affiniteit, herkenning dat trekt de aandacht. Vooral wanneer het verhaal een gevoelige snaar raakt, want dan komt het dichtbij. Zo ook in onderstaand verhaal.
Een vrouw is vastberaden om alle jurken te vinden en op te kopen die haar grootmoeder ontworpen heeft. Een schipbreukeling spoelt aan op een kunstmatig eiland, waarvan de excentrieke miljonair al jaren dood is. De schipper wil alleen maar weer weg, maar alle boobytraps om het fortuin te bewaken doen het allemaal nog.
Een boek kan op verschillende manieren spannend worden gemaakt. Bijvoorbeeld doordat je als lezer nog niet alle informatie hebt die je nodig hebt om te begrijpen wat er gebeurt. Tijdens het verhaal krijg je steeds een beetje meer informatie. Een schrijver kan je ook op het verkeerde been zetten.
Een verhaal heeft een vaste opbouw. Er zijn altijd vier elementen: een hoofdpersoon met een probleem, een zoektocht met een worsteling, een wending met een aha-moment en het inzicht of het resultaat. En vervolgens kan het verhaal ook doorverteld worden.
Traditioneel gezien bevat een kort verhaal 2.000-15.000 woorden. Voor verhalen in verhalenbundels is 5.000-8.500 woorden de meest gebruikelijke lengte.
Doorgaans krijgt de Auteur een salaris van 10% van de verkoopopbrengsten (per boek). Het is mogelijk voor een ervaren Auteur om van de uitgever een voorschot te krijgen op het volgende boek, maar dit wordt daarna van de winst afgeschreven.
De werkelijkheid is natuurlijk genuanceerder. Iedereen kan een boek schrijven, maar als het niks voorstelt wil niemand het lezen. En zelfs bij een goed boek is er geen garantie op een succesvolle verkoop. Een voordeel: het is een stuk makkelijker om een goed non-fictieboek te schrijven dan een goede roman.
Wanneer je je boek inkoopt van een kwaliteitsuitgever, krijg je meestal 40% korting op de netto verkoopprijs. Je koopt je boek dan in voor netto 0,6*(15/1,09)= ongeveer €8,26 per stuk. Je marge, de winst die je maakt als je het boek zelf verkoopt, is dan ongeveer (15/1,09)-8,26= €5,48 per boek.
Begin bij het begin
Je begint bij de eerste zin en schrijft door tot de laatste. Handig voor als je het verhaal al goed in je hoofd hebt zitten of als jouw tekst ook chronologisch opgebouwd is. Misschien lijkt dit de enige manier waarop je 'hoort' te schrijven, maar dat is zeker niet waar.
Korte verhalen hoeven geen plot, pointe of zelfs maar een concreet onderwerp te hebben, al staat vaak één gebeurtenis centraal. Dat kan een belangrijke gebeurtenis zijn in het leven van een personage, maar dat hoeft niet. Het tijdverloop is in een kort verhaal beperkter dan in een roman.
Als je fantasie je in de steek laat bij het verzinnen van een verhaal: Probeer het eens andersom. Begin met het laatste woord in de lijst en bedenk hoe het verhaal afloopt. Bedenk dan telkens bij het vorige woord wat er aan de gebeurtenissen in het verhaal vooraf ging.
Een motto van een boek is een citaat, een spreuk, een sententia of een klein stukje tekst dat niet bij het verhaal hoort, en dat meestal van een ander persoon dan de auteur komt. Het gaat steeds vooraf aan een tekst en is daarvan duidelijk onderscheiden door plaats en wijze van afdrukken.
Op de Volksverhalen Almanak vind je 119 verschillende soorten verhalen.
Elementen die vaak spanning oproepen bij de lezer zijn: open plekken creëren in het verhaal, het gebruik van flashbacks en flashforwards, het goed gebruiken van vertelperspectief, spelen met de ruimte-elementen en het einde.
Elke nieuwe gebeurtenis, elk detail, kan een hint zijn van hoe het afloopt. Een hint waar de lezer niet aan voorbij mag gaan, wil hij 'de code kunnen kraken'. Die uitdaging zorgt voor die onmisbare spanning in het verhaal.
Een goed boek zet me aan het denken, bevat een bepaalde vorm van waarheid die gebaseerd is op de observaties van de schrijver, heeft personages die me bij blijven ook als het boek uit is, is geschreven in een stijl die het verhaal verrijkt en niet van het verhaal afleidt, en heeft een plot die me dwingt door te lezen ...
Een verhaallijn bedenken of al schrijvend ontdekken waar je verhaal over moet gaan? Hier is geen eenduidig antwoord op te geven. Vaak heb jij als schrijver een voorkeur voor een van beide werkwijzen als je zelf een boek maakt. De gevoelsmatige schrijver begint bij voorkeur met het schrijven van een eerste scène.
Zo bepaal je het thema van een boek: Stel het onderwerp vast. Bekijk de titel en het omslag. Lees het motto (als dat er is). Kijk welke aspecten van het onderwerp herhaald worden; zoek dus de motieven.