Om een frequentieverdeling te maken, maak je gebruik van de draaitabel functie. Plaats de cursor ergens in het gebied waarin je data staat. Klik vervolgens op invoegen en vervolgens op draaitabel. Je krijgt een menu "Draaitabel maken".
Een frequentieverdeling is een samenvattend overzicht van frequenties van de waarden van waargenomen data. Eenvoudig gezegd geeft een frequentieverdeling weer hoe vaak elk van de mogelijke waarden of klassen waargenomen is.
Een frequentietabel is een tabel die alle waarnemingsgetallen en de bijbehorende frequenties weergeeft. Een frequentietabel kun je horizontaal of verticaal tekenen. Zie bijvoorbeeld de volgende frequentabel: Tijn houdt bij hoeveel regen er per dag valt. Hij heeft zijn resultaten in een frequentietabel gezet.
Een frequentietabel is een tabel waarin staat hoeveel keer een bepaalde waarde voor komt. Hoevaak een bepaalde waarde voorkomt, dat noemen we frequentie. De gegevens die in een frequentietabel staan kan je ook op een andere manier laten zien, namelijk in een histogram. Elke staaf is zo hoog als dat de waarde voorkomt.
De (absolute) frequentie is het aantal keren dat een waarneming voorkomt. De relatieve frequentie of proportie is de frequentie van een waarneming gedeeld door het totale aantal waarnemingen.
De relatieve frequentie is gelijk aan de absolute frequentie gedeeld door het totaal aantal waarden. Vermenigvuldigd met 100 lees je af hoeveel % van het totale aantal een bepaalde waarde vertegenwoordigt.
Om een frequentieverdeling te maken, maak je gebruik van de draaitabel functie. Plaats de cursor ergens in het gebied waarin je data staat. Klik vervolgens op invoegen en vervolgens op draaitabel. Je krijgt een menu "Draaitabel maken".
De modus is het getal met de grootste frequentie. In de rij: 1, 5, 9, 5, 3, 5, 11, 5, 5, heeft het getal 5 de hoogste frequentie (= komt het vaakst voor). Hier is 5 dus de modus. Als er 2 of meer getallen dezelfde grootste frequentie hebben, dan is er geen modus.
De relatieve frequentie van een score is het percentage van het totaal waarin de score voorkomt. Een cumulatieve (relatieve) frequentie van een score is de (relatieve) frequentie van die score plus die van alle lagere waarden (in procenten).
Je vermenigvuldigt alle klassenmidden met de absolute frequentie en dit alles ga je dan optellen en delen door het aantal. De mediaan is gelijk aan het middelste cijfer. Bij een oneven aantal is dat makkelijk. Bij een even aantal tel je de 2 middelste cijfers op en deel je door 2.
Het voornaamste verschil tussen beide is dat een frequentieverdeling een weergave is van werkelijk geobserveerde data, terwijl een kansverdeling een weergave is van de theoretische kans op het voorkomen van een range van waarden.
Die frequentie geeft het aantal observaties met een bepaalde waarde, of met een waarde in een bepaald interval of klasse. Om de frequentie te verkrijgen tellen we dus het aantal observaties met een bepaalde waarde, of het aantal observaties in een bepaald interval. Deze frequenties worden gerapporteerd in een tabel.
Frequentie drukt uit hoe vaak iets gebeurt of voorkomt binnen een bepaalde tijd of in een zekere ruimte.
Een dataset kan geen modus, één modus of meer dan één modus hebben: geen enkele modus: alle waarden zijn anders. unimodaal: één modus. bimodaal: twee modi.
De modus is het getal of het woord dat het vaakst voorkomt in een groep. Je hebt dus ook een modus als het bijvoorbeeld gaat om kleuren. Als je de volgende groep hebt: groen, groen, rood, wit, geel, dan is groen de modus. Als er meerdere getallen of woorden zijn die het vaakst voorkomen, dan zijn er meerdere modi.
Van elk waarnemingsgetal neem je eerst het verschil met het gemiddelde en dat getal kwadrateer je.Al die kwadraten tel je op en je deelt ze door het totaal aantal waarnemingen. (Daarbij moet je rekening houden met de frequentie van elk waarnemingsgetal.)
Selecteer de gegevens waarvan u een grafiek wilt maken. Klik op INVOEGEN > Aanbevolen grafieken. Schuif op het tabblad Aanbevolen grafieken door de lijst met grafieken die worden aanbevolen voor uw gegevens en klik op een grafiek om te zien hoe de gegevens eruit komen te zien.
De functie SOM voegt waarden toe.U kunt afzonderlijke waarden, celverwijzingen, celbereiken of een combinatie van deze drie optellen. Bijvoorbeeld: =SOM(A2:A10) Telt de waarden in cellen A2:10 op.
Maak in het Excel-bestand eerst de klassenindeling. En turf dan de aantallen, maak een (absolute) frequentietabel. (Excel kan automatisch turven in series getallen, in het practicum "Statistiek rond lengte en gewicht (1)" kun je zien hoe dat in zijn werk gaat.)
De frequentie wordt gemeten in hertz (Hz), een internationale meeteenheid, waarbij 1 hertz gelijk is aan 1 cyclus per seconde. Hertz (Hz) = één hertz is gelijk aan één cyclus per seconde.
Er is bij ons weten geen maximum frequentie. Alles met hoge frequentie heet "gamma straling". Er is wel een praktische limiet: optredende processen kunnen energie als gammastraling vrijgeven maar elk proces heeft daarbij zijn eigen maximum.
De frequentie hangt af van de lengte van de buis (en van de geluidssnelheid maar die is meestal constant). De frequentie van de grondtoon in een open buis kun je berekenen met f = 1/2 * n *v / l door n=1 in te vullen. (l is de lengte in m en v is de geluidssnelheid (normaal 343 m/s).