De verleden tijd van de aanvoegende wijs wordt gevormd met de tegenwoordige tijd van de aanvoegende wijs van het hulpwerkwoord avoir avoir, subjonctif présent of être être, subjonctif présent + het voltooid deelwoord van het werkwoord.
De subjonctif wordt gevormd door achter de stam van het werkwoord (de nous-vorm zonder -ons) de volgende uitgangen te zetten:-e, -es, -e, -ions, -iez, -ent.
In de Franse taal is de subjonctif alles behalve ouderwets en wordt het nog volop gebruikt. Zowel in gesproken als geschreven taal: “Je veux que tu sois heureux”. Je herkent de subjonctif (aanvoegende wijs) in een bijzin na 'que' en na bepaalde voegwoorden eindigend op -que.
Je herkent de subjonctif of de aanvoegende wijs makkelijk in een bijzin na 'QUE' en na bepaalde voegwoorden eindigend op -que.
Je gebruikt de subjonctif ook na bepaalde voorzetsels. Dat zijn bijvoorbeeld afin que (zodat), pour que (zodat), bien que (hoewel), avant que (voordat), à moins que (tenzij). Je gebruikt de subjonctif niet bij 'ce qui' of 'ce que', dus bijvoorbeeld na Qu'est-ce que… gebruik je geen subjonctif.
De vertaling van de plus-que-parfait in het Nederlands is de 'voltooid verleden tijd'. Bijvoorbeeld: 'ik had gegeten'. De plus-que-parfait vormen gaat op exact dezelfde manier in het Frans: hulpwerkwoord avoir of être in de imparfait + het voltooid deelwoord.
In de passé simple worden werkwoorden eindigend op -IR (finir voltooien, sortir uitgaan et cetera) en de meeste werkwoorden eindigend op -RE (prendre nemen, faire doen/maken, dire zeggen) als volgt vervoegd: -is, -is, -it, -îmes, -îtes, -irent.
Om de conditionnel présent te vormen, neem je de stam van de futur simple en je voegt er de uitgangen van de imparfait (-ais, -ait, -ions, -iez of -aient) aan toe!
De verleden tijd van de aanvoegende wijs wordt gebruikt voor handelingen die plaatsvinden voor de handeling in de hoofdzin. Dit verschilt van de tegenwoordige tijd van de aanvoegende wijs, die tegenwoordige of opeenvolgende handelingen beschrijft.
We gebruiken de verleden toekomende tijd van de werkwoorden vouloir en pouvoir om iets op een beleefde manier te vragen. Je voudrais un café. Ik zou graag koffie willen.
Je vormt le passé composé met een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord. In het Frans gebruik je altijd een vorm van 'être' (zijn) of 'avoir' (hebben) als hulpwerkwoord. Dus: le passé composé = avoir/être + voltooid deelwoord. Bij de meeste voltooid deelwoorden gebruik je avoir als hulpwerkwoord.
Het imparfait wordt gevormd door eerst de vorm van nous (1e persoon mv) in de présent te nemen, daar -ons (de uitgang) van af te halen en de uitgangen van het imparfait (-ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient) ervoor in de plaats te zetten.
Je gebruikt de indicatif imparfait bij een beschrijving of 'situation', bij 'actions parallèles' in het verleden en bij 'habitudes' (gewoontes) of 'actions répétées'. De vertaling van het werkwoord 'spelen' bijvoorbeeld in de imparfait is 'speelde' terwijl je in de passé composé vertaalt met 'heb gespeeld'.
Om de conditionnel passé te vormen, neem je de conditionnel présent van de hulpwerkwoorden avoir of être en je voegt er de participe passé aan toe.
In het Nederlands wordt de futur simple de onvoltooid toekomende tijd (OTT) genoemd. Wij gebruiken het werkwoord 'zullen' om de OTT te vormen: 'Wij zullen na de lockdown een feestje bouwen. ' De OTT bestaat dus uit twee werkwoorden: 'zullen bouwen'.
Bij regelmatige werkwoorden wordt de onvoltooid tegenwoordig toekomende tijd gevormd door de infinitief + de uitgangen -ai, -as, -a, -ons, -ez, -ont. Je vous téléphonerai bientôt. Ik zal u binnenkort bellen. Quand je serai grand, je serai chanteur.
De gérondif maak je door en + de juiste vorm van het werkwoord te nemen, hier de uitgang van het werkwoord af te halen en hier +ant aan toe te voegen. De juiste vorm van het werkwoord is de 'nous' vorm uit de tegenwoordige tijd, waar je -ons van verwijderd.
Le passé composé is de werkwoordsvorm die we in het Nederlands kennen als de voltooid tegenwoordige tijd.
De conditionnel passé (voltooid verleden toekomende tijd) wordt normaal gesproken op dezelfde manier gebruikt als de Nederlandse constructie 'zouden zijn/hebben + voltooid deelwoord'.
Hoe vorm je de werkwoordstijd de futur antérieur in het Frans? Neem de futur simple van het hulpwerkwoord avoir of être, gevolgd door de participe passé.