Beplanting rondom de kast helpt jonge vogels bij hun eerste vlucht en geeft ze fysieke ondersteuning en goede beschutting. Let er wel op dat er geen takken of andere obstakels recht voor de invliegopening hangen. De ideale ophanghoogte is 1,5 tot 2 meter van de grond.
Leg of hang het voer niet op een open plek
Het is daarom verstandig om het voer altijd dichtbij een beschutte plek te leggen of hangen. Dichtbij een struik is bijvoorbeeld ideaal. Hier voelen de beestjes zich veel veiliger dan in de open ruimte, waardoor u de kans op vogelbezoek vergroot.
Het voederhuisje dient bij voorkeur op een open plek te hangen en uit de buurt van eventuele jagers zoals katten. Het voederhuisje moet op een overzichtelijke plek hangen met eventuele een ontsnappingsstruik naast het huisje. Zo kunnen de vogels, mits het nodig is, vluchten voor gevaar.
Hang daarom vetbollen of voedersilo's niet te dicht in de buurt van nestkastjes, want dat kan tot conflicten leiden. Hang vetbollen of mezenbollen op aan een dun takje in een boom of struik. Dunne takjes buigen teveel door voor grotere vogels zoals kauwen. Die kunnen dan niet van de vetbollen komen eten.
Hoe weten vogels waar eten is? Vogels doen niets anders dan de hele tijd in de gaten houden of er ergens gezonde voeding te halen valt. Ze kunnen het zien en ruiken, maar houden daarbij ook andere vogels in de gaten. Zodra ze zien dat er ergens 'wat te halen valt' gaan ze snel een kijkje nemen.
Het plastic net om de vetbol heen is extreem gevaarlijk voor vogels, omdat ze hier met hun pootjes of snavel in verstrikt kunnen raken. Vogels kunnen dan sterven van de honger, dorst en uitputting. Ook kunnen wat grotere vogels, zoals meeuwen, de hele bol met net en al in één keer doorslikken.
In de winter hebben vogels veel extra energie nodig om hun lichaamstemperatuur op peil te houden. Van december tot april voorzie je vetrijke producten (vetbollen, pindaslingers, pindakaas, halve kokosnoten …) en mag je voedertafel goed gevuld zijn.
De aanvliegroute moet vrij zijn. De houtdikte van het kastje moet minimaal anderhalve centimeter zijn. Anders wordt het binnen te koud of te warm. Het huisje moet neutrale kleuren hebben, en op ongeveer 1,5 tot 3 meter hoogte hangen, dit hangt af van de hoeveelheid verstoring in je tuin (katten, honden, andere dieren).
Koolmees houdt huis
De opening van het huisje blieft haar niet, dus gaat ze driftig tikken om het wat groter te maken.
Niet in de volle zon, dus liever niet op het zuiden. Beschut tegen de wind. De invliegopening kan het beste op het noordoosten zijn gericht, want de wind komt in Nederland vaak uit het zuidwesten. Een vrije en veilige aanvliegroute is belangrijk.
Voer op verschillende plekken
Mezen hangen graag aan een vetbol, vinken en merels scharrelen liever op de grond. Strooi daarom voer op de grond en voedertafel, maar hang bijvoorbeeld ook een voedersilo en vetbollen op. Voor schuwe vogels, zoals heggenmus en de winterkoning strooit uw wat voer onder struiken.
Vogels voeren
Vogels houden van een veelzijdig menu. Voer ze bijvoorbeeld zaden, pinda's en vetbollen, maar ook rozijnen en fruit. Geef geen vloeibare olie, margarine of zoute producten; dit is niet goed voor vogels en kan gevaarlijk zijn.
Vergeet niet om in de winter ook zelf vetbollen te maken en de vogels goed bij te voeren bij kou en als het bijvoorbeeld sneeuwt. Dat kan ook met een vogelhuisje waar simpelweg een pot (zoutarme) pindakaas inpast. Daar zijn ze dol op!
Bied in je tuin vetbollen, slingers ongebrande, ongezouten pinda's, een halve kokosnoot, vogelzaad en zonnebloempitten aan voor de koolmees. Geef zijn voedsel op een voedertafel of in een voederbuis of hang het op in bomen of struiken. Proper water om van te drinken en in te baden is essentieel.
Let bij het ophangen op de hoogte
Hang de kast minimaal 2 m boven de grond. Op plekken met veel roering, zoals bij het terras in de buurt, is het beter om het nestkastje iets hoger te hangen, zo'n 2,5 tot 3,5 m van de grond. Grote kans dat hier ringmussen, mezen of vliegenvangers komen te wonen.
Je kunt deze gemakkelijk ophangen in een houder op de door jou gewenste plek. Je kunt variëren in smaak, zo bevat de ene vogelpindakaas veel insecten en de andere bijvoorbeeld veel zaden. Let op: hang nooit gewone pindakaas op! Hier zit te veel zout in voor de vogels.
Je kan er voor kiezen om het hout te lakken of te beitsen als bescherming tegen water. Let er wel op dat de lak of beits dan vogelvriendeliijk is en geen gifstoffen bevat. Tip: een vogelhuisje van houtbeton warmt in het voorjaar sneller op dan ander materiaal. Dan bestaat er een grotere kans op een tweede broed.
's Winters eten de koolmezen veel zaden, zoals beukennoten. In het voorjaar en de zomer is het voedsel eiwitrijker en eten ze wat meer rupsen en andere insecten. Jonge koolmezen eten voornamelijk rupsen en als de gezinsplanning klopt, valt de geboorte samen met de 'rupsenpiek'.
Havermout: havermout kan je zowel als strooivoer op de grond gebruiken als op de voedertafel. Zaadeters zoals mussen, mezen, vinken, groenlingen en roodborstjes houden hiervan. Meelwormen en insecten: bevatten veel proteïnen en zijn bijzonder voedzaam voor vogels.
Overvoeren kan bijna niet, omdat vogels stoppen met eten als ze verzadigd zijn. Maar als de hele tuin al vol ligt of staat met voedsel, kun je natuurlijk best even wachten met bijvoeren. En geen zorgen, vogels zullen het zelf zoeken van voedsel heus niet verleren: dit zit namelijk in hun genen.
Geen (oud) brood!
In brood zit zout en dat zout is niet goed voor vogels. Soms zit op het brood boter/margarine. Daar krijgen watervogels diarree van en de olie die in het brood zit komt in het verenkleed te zitten. Brood dat blijft liggen gaat bovendien schimmelen en trekt dieren zoals ratten aan.
Daarom adviseer ik echt iedereen die een vetbolletje voor de vogels op wil hangen, deze eerst van zijn netje te ontdoen. Leg de bolletjes vervolgens gewoon los in je vogelhuisje of op een handig voederplateau. Dat is ook nog eens beter voor het milieu.
Nederlandse koolmezen zijn standvogels en overwinteren dus in ons land. In strenge winters overwinteren koolmezen uit Scandinavië en Oost-Europa in grote aantallen in Nederland, maar ook nog zuidelijker.
Je kunt ook eenvoudig zelf vetbollen maken. Je smelt wat kokosvet of frituurvet in een pannetje. Als het vloeibaar maar niet heet is, gooi je er zaden, meelwormen, of ander vogelvoer doorheen.