Hoe lang kan de Insuflon blijven zitten? Dat varieert van 3 tot 5 dagen.
De WIP1-richtlijnen doen geen uitspraken over de frequentie van het verwisselen van de (vleugel)naald of de kunststof canule bij een subcutaan infuussysteem. Experts adviseren om de naald/canule eens per 7-10 dagen te verwisselen2. Fabrikanten adviseren om eens per 3-4 dagen de canule te verwisselen.
Een Insuflon is een verblijfskathetertje dat in de vetlaag onder de huid ingebracht wordt en waardoor insuline toegediend kan worden. Deze informatie is bedoeld voor ouders en kinderen die overwegen een Insuflon te gaan gebruiken als hulpmiddel om de insuline injecties zo pijnloos mogelijk te laten verlopen.
De Insuflon is een canule die met behulp van een voernaaldje subcutaan wordt ingebracht en op de huid wordt gefixeerd. De insuflon is voorzien van een rubber afsluitdopje met een membraan waardoor een kleine hoeveelheid medicatie (bijvoorbeeld insuline) met een spuitje en een naald kan worden toegediend.
U kunt de Insuflon plaatsen op de plekken waar u ook insuline kunt toedienen: buik, billen en benen. Om huidirritaties en spuitplekken te voorkomen is het belangrijk om de Insuflon iedere keer op een andere plek te zetten. Dus afwisselen tussen linker en rechterlichaamshelft en buik, benen en billen.
Met de Insuflon® hoef je kinderen die vaak medicatie toegediend krijgen minder subcutaan te injecteren. De vraag is of de verblijfscanule veilig is. Sommige kinderen in het Emma Kinderziekenhuis (EKZ) in Amsterdam krijgen langere tijd medicatie subcutaan.
Om de werking van de insuline goed te kunnen sturen, is het van belang dat de insuline in het onderhuidse vetweefsel wordt geïnjecteerd (subcutane injectie) en niet in de spier. Als de insuline in een spier wordt geïnjecteerd, kan er ernstige hypoglykemie optreden.
Het inbrengen van een vleugelnaald om subcutane infusie toe te passen, behoort tot de voorbehouden handelingen. Je mag deze handeling alleen uitvoeren in opdracht van een arts. Ook dien je als zorgprofessional bevoegd te zijn en over de juiste vaardigheden te beschikken.
Wat houdt de regel van 5 in
Heb je het juiste medicijn? Is het de juiste patiënt/cliënt? Is dit het juiste tijdstip? Wat is de juiste wijze van toedienen?
Een vleugelnaald wordt gebruikt voor subcutane toepassing of kortdurende intraveneuze toediening in een perifeer bloedvat. Deze vleugelnaalden hebben een actief veiligheidsmechanisme. Bij het verwijderen van de naald moet het mechanisme worden ingedrukt, vervolgens verdwijnt de naald in de huls.
Thorax, subclaviculaire regio links of rechts van het borstbeen in het gebied tussen sleutelbeen en borst of lager dan de borst (bij ernstig vermagerde patiënten, de naald niet te diep evenwijdig aan de tussenribspieren steken, zodat er geen long aangeprikt kan worden).
Maximaal 2 ml/ toediening !
Een vlindernaald wordt subcutaan op de buik geplaatst. Het infuus blijkt op deze locatie minder vatbaar te zijn voor accidentele verwijdering en wordt door patiënte met rust gelaten.
Een vleugelnaald ook wel butterfly genoemd is een roestvrijstalen naald, voorzien van een siliconenlaagje, met een zeer scherpe punt en een uiterst dunne naaldwand. De naald heeft flexibele vleugels, die dienen als handgreep bij het inbrengen en voor makkelijke fixatie van de naald.
Het gebruik van een venflon is patiëntvriendelijk en levert geen extra belasting op. Wel is er kans op het ontstaan van een flebitis en verstopping en om dit te voorkomen wordt de venflon 3x daags doorgespoten met NaCl 0,9%.
5 Subcutane injectie
De hoeveelheid te injecteren vloeistof mag nooit meer dan twee milliliter zijn. En er worden vaak alleen vloeistoffen toegediend die een langzame resorptie moeten hebben, bijvoorbeeld insuline, heparine en morfine.
Ook tabletten met een maagsapresistente omhulling (msr of enteric coated) mag je in de meeste gevallen niet vermalen. Het malen van tabletten met risicovolle stoffen wordt vanwege mogelijke gezondheidsrisico's ook afgeraden, zoals tabletten met cytostatica.
Een subcutane canule wordt gebruikt voor subcutane infusie. Het doel is om via het onderhuidse bindweefsel vocht of medicatie toe te dienen. De medicatie wordt vanuit het onderhuidse bindweefsel opgenomen in het bloed, en verder verspreid door het hele lichaam.
Zorg tijdens de handeling voor voldoende licht. Indien een canule is ingebracht, dient deze 3 keer per dag te worden doorgespoeld met 2 ml NaCl 0,9 % en te worden gecontroleerd op subcutaan lopen, flebitis, doorgankelijkheid.
Daarnaast dien je ook te kijken naar waar de bloedvaten lopen. Als een bloedvat diep in de elleboog ligt, kan het moeilijk zijn om een infuus daar aan te prikken.
Er kan een bloeddruppeltje ontstaan op de injectieplaats. Een pleister is meestal niet nodig. Let op: Wrijf na het injecteren niet over de injectieplaats. Dit kan blauwe plekken verergeren of veroorzaken.
Het masseren van de plaats voor of na de in- jectie kan de opname van insuline versnellen en wordt niet algemeen aanbevolen. Het- zelfde geldt ook voor het nemen van een warm bad.