Licht reist met een zeer hoge snelheid van ca. 300.000 kilometer per seconde, maar zelfs de dichtstbijzijnde ster staat al zo ver weg dat het licht er ruim vier jaar over doet om ons te bereiken. We zien die ster dus zoals hij er ruim vier jaar geleden uitzag.
De lichtkracht van sterren neemt heel snel toe bij grotere massa. De kleinste rode dwergen hebben een lichtkracht van ongeveer 1/1.000.000 van die van de Zon (3,827 × 1026 W). Blauwe hyperreuzen hebben een lichtkracht miljoenen malen groter dan die van de Zon.
Als het gas binnenin de ster verbruikt is zal de ster langzaam uitdoven. Dit duurt echter miljoenen tot miljarden jaren, dus dat kunnen wij mensen nooit zien gebeuren. Wat we wel kunnen zien is dat sommige sterren aan het uiteinde van hun leven exploderen (we noemen dit een supernova).
Als je op een heldere nacht naar de sterren kijkt zie je dat sommige sterren lijken te knipperen. Schijn bedriegt. Het knipperen ontstaat wanneer de lichtstraal tussen de ster en je ogen wordt onderbroken, bijvoorbeeld door een hoge luchtvochtigheid of stof en andere kleine deeltjes.
Sterren bewegen natuurlijk niet alleen naar ons toe of van ons af, maar ook zijwaarts. Die beweging is dus te 'zien' aan de hemel (door iedere paar jaar nauwkeurige positiemetingen te doen met telescopen) en deze beweging wordt de eigenbeweging van de sterren genoemd.
'Kleine sterren kunnen wel honderd miljard jaar oud worden. Grote worden 'maar' één miljard jaar oud. ' Het proces van verbranding duurt dus zelfs bij heel grote sterren nog ontzettend lang.
Hemellichamen zoals sterren ondervinden hetzelfde effect. Zelf fonkelen zij niet, maar doordat ze door de dampkring schijnen wordt hun licht enigszins afgebogen en gebroken (zoals in een prisma), waardoor de ster licht lijkt te trillen of voortdurend van kleur te veranderen.
Zo zien we dus dat koele sterren rood zijn, minder koele sterren oranje, en via geel komen we zo uiteindelijk bij blauw terecht. Een uitzondering hierop vormt groen: er bestaan geen groene sterren!
Over Algol. Op dit moment kun je de ster Algol 's nachts zien knipperen. Elke 69 uur daalt zijn helderheid tot slechts 30 procent van zijn normale niveau, en tien uur later is hij weer op vol vermogen. De naam Algol betekent 'demon' in het Oudarabisch en zijn gedrag houdt astronomen al bezig sinds de oudheid.
Een supernova (meervoud: supernovae of supernova's) is het verschijnsel waarbij een ster op spectaculaire wijze explodeert. De uitbarsting is herkenbaar aan de enorme hoeveelheid licht die hierbij wordt uitgestraald. De ster vlamt op met de lichtkracht van honderden miljoenen tot meer dan een miljard zonnen.
De ster met de grootste schijnbare helderheid (afgezien van de zon!) is Sirius, de hoofdster in het sterrenbeeld Grote Hond. Sirius is vooral in de wintermaanden goed zichtbaar. Hij staat linksonder het opvallende wintersterrenbeeld Orion.
We kunnen complexe stof een stuk inzichtelijker maken door naar de sterren te reizen in ons digitale universum. Vanaf de aarde kun je met het blote oog veel zien aan de hemel: sterrenbeelden, planeten, de maan en kometen.
Als het helder is kan je ze goed zien als glinsterende puntjes in het donker, maar we zien maar één van die sterren alleen overdag. Dat is de zon. Heel groot en heel dichtbij. Toch is de zon maar een klein sterretje vergeleken met de andere sterren in het heelal.
De kleur van een ster verwijst naar zijn oppervlaktetemperatuur. Een rode ster is relatief koel met een oppervlaktetemperatuur van minder dan 3.000 graden Celsius. Onze zon is een gele ster: op het oppervlak heerst een temperatuur van meer dan 6.000 graden. En blauwe sterren zijn de heetste, 10.000 graden en meer.
De Grote Beer herken je aan de vorm van de 'steelpan' die 7 felle sterren met elkaar vormen. Maar wist je dat De Grote Beer eigenlijk uit veel meer dan alleen die 7 felle sterren bestaat? De 'steelpan' is slechts een gedeelte. Ook leuk om te weten is dat de Latijnse naam van dit sterrenbeeld Ursa Major is.
O-sterren zijn de heetste sterren die we kennen, M-sterren de koelste.
De kleur van een ster geeft aan welke temperatuur hij heeft: de koudste en oudste sterren zijn roodachtig, terwijl de heetste en jongste blauwig zijn. Dit komt doordat het blauwe licht energierijker is dan het rode, en hoe heter een ster is, des te meer van dat blauwe licht hij zal uitzenden.
Sirius denk ik. De kleuren komen door de atmosfeer.
Wit blijft het koelst omdat het alle kleuren terugkaatst.
Sterren knipperen door stofdeeltjes in de atmosfeer
Tot het licht op de atmosfeer stuit, zo'n honderd kilometer boven je. Daar krijgt het licht van de ster het toch een beetje moeilijk, omdat in de dampkring overal obstakels zijn. Dat zijn luchtmoleculen, maar ook talloze stof, vuil- en vochtdeeltjes.
De kleur van een meteoor wordt bepaald door de ionisatie in de atmosfeer (die weer afhangt van de snelheid van de meteoroïde) en door de samenstelling van de meteoroïde zelf: rood kan wijzen op silicium, oranje op natrium, geel op ijzer, blauw/groen op koper of magnesium en paars op kalium of calcium.
De meeste sterren doen er miljoenen jaren over om te sterven. Wanneer een ster als de Zon al haar waterstof heeft opgebrand, zet ze eerst op tot een rode reus. Die kan wel miljoenen kilometers groot worden - groter dan de planeten Mercurius en Venus samen.
Een lichtjaar is de afstand die licht in een jaar kan reizen - dat is ongeveer 9 460 000 000 000 kilometer! Licht heeft ongeveer 4,2 jaar nodig om de afstand naar de dichtstbijzijnde ster buiten ons zonnestelsel te overbruggen, daarom zeggen sterrenkundigen dat Proxima Centauri 4,2 lichtjaren van ons is verwijderd.
De grens van het waarneembare heelal ligt dan dus op 50 miljard lichtjaar (een beetje meer, doordat het heelal intussen nog uitdijt). Die grens van 46 miljard lichtjaar om ons heen is dus de grens van het zichtbare heelal (niet de grens van het hele heelal).