Een dag op aarde duurde in het verleden 19 uur, dus wat is er gebeurd? Wist je dat de aarde vroeger sneller draaide dan nu? Tijdens het Mesozoïcum, zo'n 252 tot 66 miljoen jaar geleden, duurde een dag 23 uur.
Een dag wordt verondersteld 24 uur te duren, 1440 minuten of 86.400 seconden, maar dat is volgens wetenschappers al sinds 1820 niet langer het geval. De laatste 40 jaar duurt een gemiddelde dag iets langer, zo'n 86.400, 0015 tot 86.400,002 seconden namelijk.
Griek bedacht minuten
De eerste stap op weg naar een indeling van de dag werd al duizenden jaren eerder gezet door de astronomen van het oude Egypte. Zij verdeelden de dag in 24 uur, maar hun zonnewijzers en waterklokken waren niet bijster geschikt voor nauwkeuriger tijdmetingen.
Door de zon, de maan en de sterren te bestuderen, bepaalden mensen vroeger welk moment van de dag het was en in welke tijd van het jaar ze leefden. Dat was bijvoorbeeld handig voor de landbouw; om op de juiste tijd te kunnen zaaien en oogsten.
Helaas, bijna alles wat leeft, gaat dood. Bij de evenaar draait het oppervlak van de aarde met een snelheid van 1700 kilometer per uur om haar as. Als de aarde stopt met draaien, en de lucht niet, steekt er plotseling een wind op van 1700 kilometer per uur. Een superstorm vernietigt alles op het oppervlak van de aarde.
De planeten blijven in een mooie baan om de zon heen omdat ze vastgehouden worden door de aantrekkingskracht van de zon. Doordat de aarde om de zon heen draait en vastgehouden wordt door de aantrekkingskracht valt de aarde niet naar beneden.
Als de aarde recht zou staan, dan zouden landen rond de Noord- en Zuidpool het hele jaar lang in de kou en in het donker staan. En als de aarde nog schever zou staan, dan zouden er hele gekke dingen gebeuren met de seizoenen… Net zoals op de planeet Uranus.
Naast kalenders werden gebruikt: de waterklok, de zandloper, kaarsen of olielampen (met een aantal strepen erop) en de zonnewijzer.
Volgens de sterrenkunde begon de tijd ongeveer 13,8 miljard jaar geleden, op het moment van de oerknal. Die was het begin van ons heelal en daarmee van de tijd. Tijd in oude beschavingen was vooral een kwestie van dag en nacht. En van hoelang de dag zou duren.
Er is niet een persoon die de tijd heeft bepaald. In de loop der jaren is het meten van tijd steeds verder ontwikkeld. Vroeger werd de stand van de sterrenhemel gebruikt als uitgangspunt voor de tijd. Overdag werden er zonnewijzers gebruikt en 's nachts bijvoorbeeld een zandloper.
Een minuut telt zestig seconden en een uur zestig minuten. Waarschijnlijk is het getal 60 gekozen omdat dit gemakkelijk verdeelbaar is in gehele delen. Een halve minuut is 30 seconden, een derde minuut is 20 seconden, een kwart 15, een vijfde 12, een zesde 10 enzovoort.
In een 12-urige tijdsaanduiding wordt een dag van 24 uur verdeeld in twee keer 12 uur. De eerste periode van 12 uur wordt aangeduid als am en gaat van middernacht tot de middag. De tweede periode wordt aangeduid als pm en gaat van de middag tot middernacht.
Een dag als tijdsinterval duurt 24 uur, begint om middernacht en bevat alle vier de dagdelen, te weten: nacht, ochtend, middag en avond. De term etmaal wordt ook vaak in deze betekenis gebruikt.
Een dag op de Maan duurt ongeveer een maand, namelijk 29,53 dagen. In deze tijd draait de Maan eenmaal om z'n as, ten opzichte van de Zon. Op de Maan zie je in die tijd dus eenmaal een zonsopkomst en eenmaal een zonsondergang. Hier merken we op Aarde niets van, omdat de Maan in dezelfde tijd eenmaal om de Aarde draait.
32 uur per week = 4×32 = 128 uur = 16 dagen per kalenderjaar. 24 uur per week = 4×24 = 96 uur = 12 dagen per kalenderjaar.
Een reis naar onze ruimtebuur de Maan duurt drie dagen als we traditionele chemische raketten gebruiken. Mars, de planetoïden en de buitenste planeten staan maanden of zelfs jaren ver weg.
De uitvinding van de mechanische klok wordt toegeschreven aan de Fransman Gerbert (later paus Silvester II), die leefde rond de 10e eeuw. Tot aan de Nieuwe Tijd was een klok de ingewikkeldste machine die men kon maken.
De Duitser Peter Henlein uit Neurenberg maakte tussen 1504 en 1508 de eerste draagbare klok met een veermechanisme. Het kostte Henlein tien jaar om het te ontwikkelen. De doorbraak kwam met Henleins uitvinding van de balansveer. Zijn klokken kunnen worden gezien als de eerste horloges.
Vaak had men een speciale 'meidenklok' in huis: een simpele klok met één wijzer en een wekfunctie. Nadat de dienstmeid door deze klok was gewekt, bereidde ze het ontbijt en wekte ze de gezinsleden. In sommige, armere huishoudens had men geen meidenklok, maar eenvoudigweg een haan.
Tot de negentiende eeuw had men waarschijnlijk niet zo'n moeite met vroeg opstaan omdat iedereen ook veel vroeger naar bed ging. Mensen hadden geen lampen in huis, dus je ging naar bed als het donker werd. 's Ochtends werd je vanzelf wakker van het licht, een kraaiende haan of de kerkklokken.
De prehistorie of oertijd is de benaming voor het vroegste tijdperk in de menselijke geschiedenis. Alles wat er bekend is over de prehistorie, is gebaseerd op archeologische vondsten.
De seizoensverschillen komen voort uit de schuine stand van de as waar de aarde om draait. Hierdoor komt de zon op het noordelijk halfrond in de zomer hoger boven de horizon dan in de winter. De zon schijnt daardoor in de zomer langer dan in de lente, herfst en winter.
De aarde draait niet alleen om de zon, maar ook om zijn eigen as, die circa 23,5 graden helt ten opzichte van de zon. Door die schuine stand zijn het noordelijk en zuidelijk halfrond tijdens een omwenteling rond de zon beurtelings naar de zon gericht. Dat ervaren we als seizoenen.
De regendruppels onder de aardbol vallen ook naar de aarde toe. Maar ze vallen precies de andere kant op. De zwaartekracht zorgt er namelijk voor dat alles naar het midden van de aarde toe wordt getrokken. Daardoor kun je nooit van de aarde af vallen, ook al sta je aan de andere kant van de aarde!