Stoffen zijn hydrofoob als ze geen waterstofbruggen kunnen vormen met water en daardoor niet goed oplossen in water. Ze bevatten namelijk geen OH en NH groepen. Hydrofobe stoffen zijn apolair. Dit betekent dat er geen partiële ladingen aanwezig zijn.
Een stof is hydrofiel als het wordt aangetrokken door water en het goed oplost in water. Hydrofiel betekent letterlijk “waterlievend”, de stof houdt dus van water. Een hydrofiel deeltje is vaak gepolariseerd. De ladingen binnen het deeltje zijn niet gelijk verdeeld, daardoor kan het waterstofbruggen vormen.
Stoffen zijn hydrofoob wanneer ze geen waterstofbruggen kunnen vormen met water en daardoor niet goed oplossen in water. Ook de term hydrofoob is van het Grieks afgeleid: hydro = water en foob = angst.
Hydrofiel stof heeft een zeer goede vochtopname. Hydrofiel betekent ook letterlijk vriend van het water. Het is een dubbel geweven 100% katoenen stof die zacht aanvoelt en goed absorberend is. Naast babyartikelen wordt er van hydrofiele stof ook vaak kleding gemaakt.
Stoffen die goed in water kunnen oplossen heten polaire stoffen of hydrofiele stoffen (hydro = water, fiel = houden van). Stoffen die slecht in water oplossen zijn apolair, hydrofoob of lipofiel (drie woorden voor hetzelfde begrip; foob = afkeer of angst hebben van, lipo = vetachtig).
(poeder)Suiker is een hydrofiele stof omdat het wel veel C-H bindingen bevat maar toch door de aanwezigheid van meerdere O-H groepen in het molecuul, hydrofiel is.
koolstofdisulfide is hydrofoob. koolstof heeft electronegativiteit 2.5 en zwavel 2.4. als er een verschil inzit die groter dan 0.7 is, is er sprake van een polaire binding. deze is kleiner dan 0.7 (resp 0.1) en deze noemen we covalent.
Stoffen die niet goed oplossen in water worden hydrofoob genoemd, stoffen die goed oplossen hydrofiel. Een voorbeeld van een hydrofiele stof is natriumchloride (keukenzout). Zuren en basen worden vaak als waterige oplossing in de handel gebracht.
Hydrofiel / Mousseline
Deze stof wordt namelijk veel gebruikt voor baby-artikelen en kinderkleding, omdat Hydrofiel, ook wel Mousseline genoemd, erg goed vocht opneemt.
De polariteit van moleculen kun je bepalen door naar de ruimtelijke structuur te kijken. Als moleculen symmetrisch zijn worden de ladingen onderling opgeheven. Het molecuul is dan apolair. Als een molecuul niet symmetrisch is worden de ladingen niet opgeheven en krijg je een polair molecuul.
Olie en water mengen niet, dat komt omdat olie niet van water houdt, dit noemt men in de wetenschap hydrofoob ('hydro' betekent water en 'foob' komt van het Griekse woord bang). De olie is ook nog eens lichter dan water, daarom drijft het op water, net zoals een kurk zou doen.
Alcohol vertoont hydrofobe en hydrofiele eigenschappen. Het mengt met sommige hydrofobe stoffen, maar het heeft ook een OH-groep en mengt ook met water.
Een hydrofiele kop (polair) dat bindt met water en een hydrofobe staart (apolair) dat bindt met vet/olie. Wanneer viezigheid of olie wordt gemixt met een sopje, vormen de zeepmoleculen zich tot kleine clustertjes 'micellen' .
Simpele aldehyden en ketonen zijn meestal mengbaar met water, omdat er zich een waterstofbrug kan vormen tussen een waterstofatoom in een water-molecuul en een ongebonden elektronenpaar van een zuurstofatoom in de carboxylgroepen van dergelijke moleculen.
Water is een polaire verbinding die aangetrokken wordt tot andere polaire verbindingen. Tussen water en apolaire verbindingen bestaat een dergelijke moleculaire aantrekkingskracht niet: deze verbindingen noemt men hydrofoob. Stoffen die deze interacties wel vertonen noemt men hydrofiel.
Mousseline is ook bekend onder de naam hydrofiel. Het is een lichte en zachte geweven stof van getwist garen waardoor een herkenbare gekreukte structuur ontstaat.
Mousseline is een lichte en zachte, transparante stof, geweven in effenbinding, uit licht getwist garen. Er bestaan diverse kwaliteiten, van zeer fijn tot zeer grof. De naam is afgeleid van de stad Mosoel in Irak, een oud centrum voor de textielhandel, waar Europeanen er voor het eerst mee in aanraking kwamen.
Anders stoffen lossen heel moeilijk op in water, deze stoffen worden hydrofoob genoemd. Vetten lossen niet goed op in water. Je krijgt een losse laag vet en water. Vet is hydrofoob en mengt slecht met het water.
Zout lost het best op in water van de 4 vaste stoffen die we gebruikt hebben.
Stoffen in water opgelost kunnen bijvoorbeeld waterstofbruggen vormen, dit is bijvoorbeeld het geval wanneer ethanol opgelost wordt in water. Bij het oplossen van een zout in water valt het zout uiteen in ionen. Deze kunnen positief of negatief geladen zijn en gecoördineerd worden door polaire watermoleculen.
Watervrees (ook wel hydrofobie (Grieks "hudor" (water) + "phobos" (angst) of aquafobie (Latijn "aqua" (water) + Grieks "phobos" (angst)) is een specifieke fobie, een pathologische angst voor water, aan water gerelateerde activiteiten als zwemmen of soms andere vloeistoffen.
Conclusie: Ethanol lost goed op in water vanwege de vorming van waterstofbruggen door de OH-groep met water en omdat de alkylgroep klein is waardoor het hydrofobe karakter niet tot uiting komt.
Hydrofoob zand is zand dat water afstoot.