De belangrijkste kenmerken van pestgedrag zijn: er is een negatieve bedoeling. het gebeurt structureel tegen dezelfde persoon of personen. er is machtsongelijkheid, bijvoorbeeld vanwege de sociale hiërarchie in de groep.
Zeg tegen de pester dat hij/zij moet ophouden: het is niet grappig. Vraag hulp aan je vriend(inn)en, samen staan jullie nog sterker! Vertel je meester of juf wat je hebt gezien/gehoord. Maak een foto of screenshot als je ziet dat iemand online wordt gepest: het kan helpen als bewijsmateriaal.
Actie ondernemen bij pestgedrag
Laat betrokkenen weten dat je ziet wat er gebeurt en bied hulp aan. Hou de vinger aan de pols, maar grijp niet direct in: geef leerlingen de kans het zelf op te lossen en geef tips. Maak het bespreekbaar met je klas, dat verlaagt de drempel voor leerlingen om hulp te vragen.
Hoe hoger het middelbaar onderwijs, hoe minder pestkoppen. Vrijwel elke scholier zit op internet. Desondanks wordt nog altijd het meest gepest in en om de school. Eén op de twintig leerlingen wordt gepest via de computer, het zogeheten cyberpesten.
Je kan heel wat proberen om het pesten te laten stoppen. Het allerbelangrijkste is dat je weet dat je er niet alleen voor staat! Praat erover met je vrienden, broer of zus, ouders, trainer, leerkracht of leiding.
Het vergroot gevoelens van eenzaamheid en de kans op een depressie. Daarnaast kunnen ook lichamelijke klachten optreden zoals hoofdpijn, slaapproblemen, buikpijn en vermoeidheid. Voor de pesters zijn er op de korte termijn weinig gevolgen, maar op de lange termijn kunnen zij sociale problemen krijgen.
Je kan reageren naar de pester: laat zien dat pesten niet kan en niet mag! Durf je niet goed alleen? Zoek dan een paar vrienden of leeftijdsgenoten die jouw mening delen en stap samen naar de pesters om hen duidelijk te maken dat het moet stoppen. Maak duidelijk aan het slachtoffer dat hij niet alleen staat.
Pesten is een vorm van agressie waarbij geprobeerd wordt om iemand steeds pijn te doen. Dat kan zowel offline als online. Bij pesten zijn verschillende mensen betrokken: de pester, de gepeste en de omstanders. De pester heeft vaak een sterkere sociale positie dan degene die gepest wordt.
Naar de kinderombudsman. Jij kunt (samen met jouw ouders) terecht bij de kinderombudsman als eerdere klachten over pesten niet zijn opgelost. De kinderombudsman spreekt de verantwoordelijken aan. Dit zijn bijvoorbeeld de schoolleider of het schoolbestuur of de inspectie.
Ze kiezen een zwak slachtoffer en voelen zich machtig. Dit kan ook zijn omdat ze jaloers zijn op de ander, en hen daarom naar beneden halen. Een pester is onzeker.
Wie als kind is gepest, kan de gevolgen pesten op latere leeftijd vaak nog voelen. Als een van de gevolgen pesten een trauma is, kan het je leven nog lange tijd kleuren. Een van de gevolgen pesten is een laag zelfbeeld. Je kunt je soms zo waardeloos voelen dat je niet meer wilt leven.
Gevolgen pesten op latere leeftijd
Gevolgen van pesten kunnen onder andere angst en onzekerheid zijn. Pijnlijke ervaringen zoals je bedreigd, buitengesloten of afgewezen voelen kunnen je lang blijven achtervolgen. Een pestverleden verwerken is iets waar veel mensen hulp voor zoeken.
Een andere nare vorm van pesten is negeren en buitensluiten. De pester met de meelopers doen dan net alsof zij jou niet zien staan. Dan heeft het geen zin om zoals in tip 2 een kort zinnetje als reactie te geven. Probeer dan ook door hun heen te kijken, doe alsof ze niet bestaan.
Sociale vaardigheden: Kinderen die minder prosociaal gedrag laten zien, hebben meer kans om gepest te worden. Kinderen die bijvoorbeeld goed kunnen onderhandelen, anderen helpen en steunen, zijn minder vaak het doelwit van pesters.
Kinderen of jongeren kunnen zichzelf sterker voelen door een ander klein te maken. Ze krijgen een gevoel van macht, en vergroten daarmee hun status binnen de groep. Pesters lijken vaak populair bij andere kinderen, ook al worden ze niet altijd aardig gevonden.
pesten gebeurt telkens opnieuw tegen dezelfde persoon (stelselmatig), plagen gebeurt af en toe en tussen verschillende personen. bij pesten is er sprake van ongelijkheid (in macht, kracht of sociale status), bij plagen is die ongelijkheid niet of veel minder aanwezig en zijn kinderen ongeveer even sterk.