Je moet je resultaten met externe criteria vergelijken door te kijken naar de concurrentievaliditeit en predictieve validiteit. Je moet aangeven in hoeverre de testomstandigheden overeenkwamen met de dagelijkse praktijk. Je moet aantonen dat je correct geredeneerd hebt en dat je resultaten valide (correct) zijn.
De validiteit en betrouwbaarheid van je scriptie worden bevorderd door de afbakening in je onderzoeksvraag, opzet van je onderzoeksmethode(n), de keuze voor je respondenten, de wijze van dataverzameling en je data-analyse. Dit betekent dat je hierover al moet nadenken in je plan van aanpak of onderzoeksvoorstel.
Bij een enquête kun je de validiteit kun je vergroten door gebruik te maken van bestaande wetenschappelijke vragenlijsten. Als je die niet tot je beschikking hebt dan kun je de validiteit van je onderzoek vergroten door bij het maken van je vragenlijst gebruik te maken van literatuur.
Validiteit. Als onderzoeker wil je er zeker van zijn dat je precies hebt gemeten wat je wilde gaan meten. Met andere woorden: je moet ervoor zorgen dat er geen systematische fouten zijn gemaakt bij het onderzoek in je scriptie. Een voorbeeld van een systematische fout is een sociaal wenselijk antwoord.
Validiteit en betrouwbaarheid worden bepaald door de toegepaste onderzoeksmethoden en zijn bepalend voor de kwaliteit van de onderzoeksdata en de conclusies die je daaruit trekt. Om meetfouten te minimaliseren dienen we de eigenschappen van de meting te achterhalen die ons het vertrouwen geven dat we goed bezig zijn.
Bepalen welke soorten validiteit van toepassing zijn
De indruksvaliditeit (face validity), inhoudsvaliditeit (content validity), begripsvaliditeit (constructvaliditeit of construct validity) en interne validiteit worden bijna altijd besproken, maar de andere drie zijn vaak optioneel.
Validiteit (validity) betekent dat je daadwerkelijk het verschijnsel meet dat je beoogt te meten. Wanneer je bijvoorbeeld een fenomeen als 'vertrouwen' wilt meten, zul je moeten nagaan of het instrument dat je daarvoor wilt gebruiken, ook echt geschikt is voor dat doel.
Bij validiteit gaat het om het meten wat je beoogt te meten. Bij betrouwbaarheid daarentegen gaat het om de vraag of je onderzoeksresultaten hetzelfde zouden zijn als je het onderzoek op dezelfde wijze nogmaals uitvoert.
Een instrument is valide als het daadwerkelijk het begrip meet dat het beoogt te meten. Daarom is het bij de ontwikkeling van een instrument belangrijk om kennis te hebben over het te meten begrip.
Hiermee geef je aan hoe goed je gekozen onderzoeksmethoden iets hebben gemeten om inzicht te krijgen in het probleem dat je onderzoekt. In de onderzoeksmethoden beschrijf je hoe je de validiteit en betrouwbaarheid waarborgt.
Er zijn drie noodzakelijke voorwaarden waaraan het onderzoek moet voldoen om de interne validiteit te waarborgen. Alleen dan kun je een causale relatie vaststellen tussen een onafhankelijke variabele (die je manipuleert) en een afhankelijke variabele (die je meet).
Zoals hiervoor aangegeven wordt de kwaliteit van een kwalitatief onderzoek vaak getoetst aan de hand van de vier pijlers: geloofwaardigheid (credibility), overdraagbaarheid (transferability), afhankelijkheid (dependability) en bevestigbaarheid (confirmability) van (Guba, 1981) en Lincoln and Guba (1985).
Een valide en betrouwbare enquête is een enquête die op consistente wijze heeft gemeten wat gemeten moest worden. Zo kunnen op basis hiervan ware conclusies worden getrokken en zullen bij een herhaling van het onderzoek dezelfde resultaten naar voren komen.
valide, geldig, regtmatig, wettig. valideren, geldig maken of verklaren; geldig zijn, voor goede betaling gelden.
Een hoge interne validiteit zorgt voor kwalitatief hoge onderzoeksresultaten. Externe validiteit wordt ook wel generaliseerbaarheid genoemd. Nadat je onderzoek is uitgevoerd, stel je vast hoe generaliseerbaar de onderzoeksresultaten zijn.
De validiteit van literatuuronderzoek wordt bepaald door de relevantie van de bron voor het beantwoorden van de hoofdvraag en deelvraag (inhouds– en begripsvaliditeit) en de wijze waarop je zoekt (interne en externe validiteit).
Voorbeeld convergente validiteit: Een zelftest die de mate van stress meet wordt vergeleken met resultaten uit een laboratoriumonderzoek waarin het level van een stresshormoon (Cortisol) wordt gemeten. Indien de resultaten met elkaar overeenkomen, is de convergente validiteit hoog.
De externe validiteit of generaliseerbaarheid refereert naar de mate waarin het resultaat van het onderzoek veralgemeenbaar is naar andere populaties dan de studiepopulatie.
Bij zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek vallen de termen validiteit en betrouwbaarheid vaak. Validiteit is de mate waarin het onderzoek meet wat het zou moeten meten. Stel je de vragen waarmee je de juiste informatie ophaalt? Betrouwbaarheid gaat over de reproduceerbaarheid van het onderzoek.
Als je onderzoeksresultaten niet valide zijn en je de validiteit dus niet kunt bewijzen, dan geef je dit aan in de beperkingen in je discussie. Er is dan sprake van systematische fouten (research bias) in je studie.
In een validatiestudie wordt een klinische predictieregel gevalideerd bij een steekproef van de bevolking.
Met 4 à 5 metingen heb je een grove indicatie van de spreiding. Met 10 metingen heb je een redelijke waarde. Dit laatste is dus eigenlijk het minimum dat je nodig hebt voor een betrouwbaar resultaat.
Er is sprake van triangulatie als je verschillende bronnen, theorieën, onderzoeksmethoden of data-analysemethoden gebruikt om iets te onderzoeken. Hierdoor bekijk je je onderzoeksvraag vanuit verschillende richtingen. Triangulatie verhoogt de betrouwbaarheid en validiteit van je resultaten.
In kwantitatief onderzoek ligt zowel bij het verzamelen als bij de analyse de nadruk op kwantificatie van data. Bij kwalitatief onderzoek is dat niet het geval. De nadruk ligt daar niet op meten en op het verzamelen van getallen, maar op woorden. Het is subjectiever en interpretatiever.