Voor intrinsieke motivatie is er nood aan autonomie. Indien een persoon het gevoel heeft dat hij zelf ervoor kiest om iets te doen gaat dit vaak gepaard met echte motivatie. Betrek je kind dus bij het maken van keuzes. Vraag wanneer hij zijn huiswerk gaat doen, i.p.v. te zeggen dat hij het dàn moet doen.
Probeer erachter te komen of er misschien een probleem is waardoor je kind niet wil leren, en zoek daar een oplossing voor. Neem contact op met de mentor op school. Bespreek het tijdens een rapportbespreking of maak een aparte afspraak. Het is belangrijk dat je puber zich thuis voelt op school.
Een gedragsstoornis is een psychische stoornis bij kinderen. Kinderen met een gedragsstoornis vertonen voor langere tijd afwijkend en zeer lastig gedrag. Alle kinderen hebben weleens een periode waarin ze zich opstandig, boos, dwars en agressief gedagen.
Snel kleuren en cijfers herkennen. Een grote woordenschat hebben en lange, samengestelde zinnen maken. Juist heel laat gaan praten, maar wel meteen in volzinnen. Beter kunnen opschieten met oudere kinderen en volwassenen dan met leeftijdsgenoten.
Beloon inspanningen van het kind in plaats van alleen het bereikte succes of het resultaat. Geef complimenten en waardering voor de moeite die ze doen. Dit zal je kind helpen om zich positief te ontwikkelen en te blijven proberen ook als ze tegenslagen hebben.
Waarom zitten pubers graag de hele dag op hun kamer? Voor je puber is zijn kamer de plek waar hij alleen kan zijn. Daar heeft hij privacy om zijn emoties en gedachten te ordenen, ruzies te overdenken, plannen te maken of gewoon ongestoord te dagdromen.
Researchers aan de University of Washington en in Glasgow zijn het er na uitgebreid onderzoek over eens: de intelligentie van een kind wordt bepaald door het genetisch materiaal langs moeders kant. Het genetisch materiaal van de vader heeft geen invloed.
Veel mensen zien het als een manier om hun hoogbegaafdheid te kunnen bewijzen. Misschien voelt het alsof je dan pas mag vinden en zeggen dat je hoogbegaafd bent. Maar hoogbegaafdheid komt niet altijd naar voren in een IQ-test. Sommige hoogbegaafden scoren zelfs laag op een IQ-test, ook al hebben ze een hoog IQ.
Als een kind op een IQ-test tussen 121 en 129 scoort, wordt een kind begaafd of ook wel meerbegaafd genoemd. Het betreft hier ongeveer 7% van de kinderen. Kinderen die boven 130 scoren, worden zeer begaafd of hoogbegaafd genoemd.
We spreken van gedragsproblemen als: een kind zich dwars en opstandig gedraagt, gauw geprikkeld is en driftig wordt, anderen ergert, antisociaal gedrag vertoont (zoals liegen of stelen) of zich agressief gedraagt. het kind, de ouders of de omgeving er nadelige gevolgen van ondervinden.