Het kleurpatroon van de schelp wordt voornamelijk bepaald door de pigmenten die de mantel, een lichaamsdeel van het weekdier, aanmaakt. Er zijn inmiddels drie klassen van pigmenten ontdekt: melanine, tetrapyrrool en carotenoïde. Deze soorten pigment kunnen echter in een overlappende reeks van kleuren zichtbaar zijn.
Elk weekdier heeft kalkklieren, die zitten in een dun vliesje om het diertje heen. Met deze klieren maakt het diertje kalk en zo ontstaat de schelp. Hoe meer het weekdier groeit, hoe groter hij zijn huisje bouwt! Als het diertje dood gaat blijft zijn schelp bestaan en die vind jij dan weer op het strand!
Als er weinig kalk in het water zit, dan is de schelp dun. In de winter groeit de schelp minder dan in de zomer. En daardoor ontstaan er smalle en brede groeibanden. Hieraan kun je zien hoe oud de schelp is.
De schelp (of bij slakken ook wel het 'slakkenhuis') is een uit kalk (calciet en/of aragoniet) en andere mineralen bestaand (meestal) uitwendig skelet, dat door een weekdier (stam der Mollusca) wordt aangemaakt.
Het proces om zo'n gat te maken, duurt gemakkelijk een week. Soms slagen tweekleppigen erin om tijdig te ontsnappen, dan zie je een gaatje dat niet helemaal is uitgehold!
Meestal vind je op het strand maar een klep. Het weekdier houdt de twee kleppen met stevige spieren muurvast tegen elkaar aan getrokken. Zo zit het dier veilig. De schelp gaat open als hij moet eten.
De doopvontschelp is het grootste thans levende tweekleppige weekdier. De lengte van de schelp is meer dan anderhalve meter en het dier kan rond de 250 kilo zwaar worden. De schelp is vrij bol en heeft zowel lichte groeven in de breedte als een sterk golvende schelprand. De kleur van de schelp is meestal bruin of wit.
Mosselen, oesters, kokkels, strandschelpen, mesheften en de sint jacobsschelpen; allemaal eten ze voornamelijk plankton. Daarnaast eten ze ook wel bacteriën en dode planten- en dierenresten, welke ze binnenkrijgen met het water waaruit ze hun voedsel filteren.
Eigenlijk handig, want zo worden ze niet meegesleurd door de zeestroming. Ze kunnen wel maar een paar weken zwemmen voordat ze zich voorgoed nestelen op de zeebodem.
De oudste levende dieren met een actief voortplantingssysteem zijn noordkrompen, twee-kleppige schelpdieren. De recordhouder haalde 507 jaar en werd in Ijsland aangetroffen. 'Ze zijn ook in de Noordzee te vinden, maar leven in diep water en spoelen slechts zeer zelden aan', zegt weekdierexpert Thiery Backeljau (KBIN).
Als je gaat zoeken naar schelpen, moet je de windrichting goed in de gaten houden. Voor het Zwin en Cadzand geldt dat je fossielen schelpen het beste kunt gaan zoeken na een harde zuidwesten of westenwind, dus bij een 'aanlandige' wind. Die woelt namelijk de onderlagen naar boven.
Reuzengroei bij schelpen
Een vreemd fenomeen is 'reuzengroei'. Dat treedt op als een slak gecastreerd wordt door een parasiet. De slak kan dan niet meer geslachtsrijp worden, waardoor het hormoon dat de schelpgroei moet stoppen niet wordt aangemaakt. Zo worden de slakkenhuizen veel groter dan normaal.
Een schelp is het huisje van een dier. Als je een schelp vindt en er zit geen diertje meer in, dan betekent dat dat het diertje niet meer leeft. Een schelp is gemaakt van kalk. De dieren die een huisje van kalk hebben, noemen we weekdieren.
Mantelschelpen hebben lichtgevoelige organen, 'catadioptrische ogen', die op kleine tentakeltjes aan de mantelrand staan. Deze 'ogen' werken door weerkaatsing en kunnen licht van donker onderscheiden. Hierdoor kunnen zij eventuele vijanden waarnemen en daarop reageren.
Er zijn ongeveer vijftig soorten schelpen. Van de groep zeeslakken vind je meestal het wadslakje, de noordhoren, de tepelhoren en de penhoren. Van de tweekleppige schelpen vind je meestal de wijde mantel, het tafelmeshelft (scheermesje), het zaagje en de venusschelp. Heb je ook zin om een eigen schelpenmuseum te maken?
Schelpkenmerken. De mossel heeft een langwerpig asymmetrisch driehoekige, betrekkelijk dunschalige maar stevige schelp. Er is een zeer onopvallend slot, bestaande uit enkele zeer kleine tandjes.
De mossel kan op deze manier nog enkele dagen overleven in goede omstandigheden (koel en vochtig), maar zal na een aantal dagen sterven. Om toch een antwoord te geven op je vraag kan je stellen dat mosselen die gekoeld en vochtig bewaard worden ongeveer 7 dagen kunnen overleven zonder water.
De tepelhoorn slak heeft een tong met hieraan hele scherpe tandjes. Deze tong gebruikt hij om een gaatje in de schelp van zijn prooi te maken. Met heel veel geduld lukt het de slak om met zijn tong en speeksel het kalk van de schelp zacht te krijgen.
Neen, volwassen mosselen (Mytilus edulis) hebben geen ogen, maar mossellarven hebben wel een "eye spot" (oogvlek, i.e. een lichtgevoelige pigmentvlek). Sommige andere tweekleppigen (Bivalvia) hebben echter wél ogen als ze volwassen zijn.
Zachtjes in boter gebakken zijn ze een traktatie! De amande heeft een dikke schelp met veel vlees en een stevige bite. Verse kokkels zijn geschikt om te stomen of naturel te eten. Het witte en zachte vlees van de scheermes is neutraal van smaak en kan worden gegrild, gestoomd of gebakken.
De politie op de Filipijnen heeft een bijzondere vondst gedaan. Op het eiland Sitio Green werden loeizware reuzenschelpen in beslag genomen. De joekels zijn meer dan 20 miljoen euro waard! De enorme schelpen heten doopvontschelpen.
De grootste parel ter wereld is 30 x 60 cm groot, weegt 34 kg en is 88 miljoen euro waard. Hij is in 2006 gevonden door een visser in de Filipijnen. Echter dit bijzondere nieuws werd pas 23 augustus 2016, per toeval, wereldkundig en is sindsdien tentoongesteld op de Filipijnen.
Bij een wandeling op het strand is de kans groot dat je ze tegenkomt: zeeschuim. Het is de bijnaam van het rugschild van de inktvis. Inktvissen zijn goede zwemmers die grote afstanden kunnen afleggen. Soms spoelen de dieren zelf op onze kust aan, maar veel vaker de losse rugschilden.