Een supernova (meervoud: supernovae of supernova's) is het verschijnsel waarbij een ster op spectaculaire wijze explodeert. De uitbarsting is herkenbaar aan de enorme hoeveelheid licht die hierbij wordt uitgestraald. De ster vlamt op met de lichtkracht van honderden miljoenen tot meer dan een miljard zonnen.
Sirius. De helderste ster aan de hemel is dan weer niet noodzakelijk de ster die van zichzelf het felst straalt. Sirius is voor een groot deel zo helder doordat hij tot de meest nabije sterren behoort. De op een na helderste ster Canopus oogt iets zwakker dan Sirius, maar staat wel ruim 35 keer zo ver weg.
In het vakblad PNAS beschrijft een groep astronomen hoe een zware ster zich ontpopte tot een apocalyptisch monster dat uiteindelijk zo'n 75 procent van het leven op aarde de kop zou kosten. Dat gebeurde toen de ster, op zo'n 65 lichtjaar afstand van hier, stierf in een supernova-explosie.
Soms schiet er een enorme lichtflits door de Melkweg. De oorzaak is een geweldige explosie. Bij deze 'supernova' sterft een superreus: een echte zwaargewicht onder de sterren, veel groter dan de zon.
Niemand heeft ooit een ster zien sterven, maar waarschijnlijk doven ze langzaam uit. De grootste sterren sterven heel plotseling. Tegen het einde van hun leven zwellen ze op tot rode superreuzen, waarna ze uiteindelijk zichzelf opblazen in een enorme supernova-uitbarsting.
Als je op een heldere nacht naar de sterren kijkt zie je dat sommige sterren lijken te knipperen. Schijn bedriegt. Het knipperen ontstaat wanneer de lichtstraal tussen de ster en je ogen wordt onderbroken, bijvoorbeeld door een hoge luchtvochtigheid of stof en andere kleine deeltjes.
Sterren bewegen natuurlijk niet alleen naar ons toe of van ons af, maar ook zijwaarts. Die beweging is dus te 'zien' aan de hemel (door iedere paar jaar nauwkeurige positiemetingen te doen met telescopen) en deze beweging wordt de eigenbeweging van de sterren genoemd.
Als het helder is kan je ze goed zien als glinsterende puntjes in het donker, maar we zien maar één van die sterren alleen overdag. Dat is de zon. Heel groot en heel dichtbij. Toch is de zon maar een klein sterretje vergeleken met de andere sterren in het heelal.
Na een supernova kan van de ster een zogenaamde neutronenster overblijven: een klein, superzwaar lichaam, of als de massa daar groot genoeg voor was, een zwart gat, een lichaam zo zwaar en dicht dat zelfs licht niet kan ontsnappen aan zijn zwaartekracht.
Als de ster de omvang heeft van de zon, worden alle planeten tot op een afstand van ongeveer vijf astronomische eenheden naar de rode reus getrokken. In ons zonnestelsel zullen daardoor ook Mars en Jupiter in de opgezwollen zon verdwijnen.
Sirius (alpha Canis Majoris) is de helderste ster van de nachtelijke sterrenhemel. Met een schijnbare helderheid van −1,46 is hij bijna dubbel zo helder als Canopus, de helderste ster na hem. Omdat Sirius de helderste ster is van het sterrenbeeld Grote Hond (Canis Major) staat hij ook bekend als de Hondsster.
Een ster is een bolvormig hemellichaam bestaande uit lichtgevend plasma met daarin voornamelijk (ongeveer 72% van de massa) waterstof en daarnaast ongeveer 26% helium. In sterren is de druk en temperatuur van de inwendige gasconcentratie zo hoog dat er kernfusiereacties plaatsvinden.
Als sterren aan het eind van hun leven komen, zorgen ze voor een gigantische explosie: een supernova. Elementen als magnesium en silicium worden dan de ruimte in geslingerd. Al die nieuwe elementen worden de kosmos in geblazen als de ster aan het eind van zijn leven explodeert als supernova.
Deze staat in het verlengde van de NOORDpool en staat dus in het noorden. Vrij hoog ook omdat Nederland op ongeveer 52 graden noord zit. Het knipperen komt door fluctuaties in de atmosfeer. Denk aan een weg op een hete zomer dag wanneer je in de verte kijkt.
VY Canis Majoris (VY CMa) is een type M superreus of hyperreus in het sterrenbeeld Grote Hond (Canis Major). Het is een van de grootste sterren die in het heelal zijn ontdekt. De straal van de rode ster is ongeveer 1420±120 maal zo groot als die van onze zon, waardoor onze zon er enkele miljarden malen in zou passen.
De Poolster is zo'n 434 lichtjaar van de aarde verwijderd en is duizenden malen helderder dan onze Zon.
De kernen van deze erg grote sterren – ongeveer 95 tot 130 keer de grote van onze zon – kunnen meer dan een miljard graden Celsius worden. Bij deze temperaturen, produceert gammastraling in de kern elektronenparen en hun tegenhangers, positronen.
Uiteindelijk, als de kern uitgefuseerd is, stort hij in onder zijn eigen zwaartekracht en wordt hij een neutronenster of zwart gat. Daarbij komt zo veel energie vrij dat Betelgeuze korte tijd zo helder wordt als een miljard zonnen: een supernova.
Licht reist met een zeer hoge snelheid van ca. 300.000 kilometer per seconde, maar zelfs de dichtstbijzijnde ster staat al zo ver weg dat het licht er ruim vier jaar over doet om ons te bereiken. We zien die ster dus zoals hij er ruim vier jaar geleden uitzag.
'Kleine sterren kunnen wel honderd miljard jaar oud worden. Grote worden 'maar' één miljard jaar oud. ' Het proces van verbranding duurt dus zelfs bij heel grote sterren nog ontzettend lang.
Wanneer in de kern alle helium is opgebrand, wordt de ster erg instabiel en worden de buitenste lagen weggeblazen. Op die manier ontstaat een planetaire nevel. De kern die overblijft, wordt een witte dwerg. Langzaamaan stoppen alle processen in deze witte dwerg, en wordt de ster een zwarte dwerg.
Sterren knipperen door stofdeeltjes in de atmosfeer
Tot het licht op de atmosfeer stuit, zo'n honderd kilometer boven je. Daar krijgt het licht van de ster het toch een beetje moeilijk, omdat in de dampkring overal obstakels zijn. Dat zijn luchtmoleculen, maar ook talloze stof, vuil- en vochtdeeltjes.
Een ster die vlak bij de Poolster staat, beschrijft in de loop van een etmaal een klein cirkeltje, en zal dus altijd boven de horizon blijven. Sterren die op grotere afstand van de Poolster staan beschrijven grotere cirkels. Gedurende een deel van hun schijnbare dagelijkse beweging staan ze onder de horizon.