Vuur ontstaat als er een brandbare stof, zuurstof en een ontstekingsbron in de juiste verhouding en hoeveelheid aanwezig zijn. Deze drie elementen vormen samen de vuurdriehoek. Bij het stoken van een houtkachel is hout de brandstof, regel je zelf de zuurstof en is het aanmaakblokje de ontstekingsbron.
In de prehistorie had men twee manieren om vuur te maken: Door twee stokken tegen elkaar aan te wrijven of door met twee stenen (vuursteen en ijzerhoudend gesteente) op elkaar te slaan een vonk te creëren.
Wanneer mensen actief vuur gingen maken en benutten, is niet precies bekend. Waarschijnlijk was de Homo erectus de eerste mensachtige die het vuur beheerste, ook al is dit belangrijke moment in de menselijke evolutie moeilijk te dateren.
Er is slechts één plaats die wellicht ouder, onomstootbaar bewijs van gecontroleerd vuur bevat: een archeologische vindplaats in Israël. Dat bewijs wijst erop dat de mens nog iets eerder dan 400.000 jaar geleden vuur kon maken en gebruiken.
Vuur heeft een hoge temperatuur, brandstof en zuurstof nodig. Brandstof is bijvoorbeeld het hout van de open haard. Met de warmte die je maakt met een lucifer steek je het aan. Het vuur gebruikt de zuurstof uit de lucht om te blijven branden.
Het ontsteken van vuur gebeurt met warmte. Deze warmte moet zo erg zijn, dat brandstof en de aanwezige zuurstof ontbranden. Als dit het geval is, vatten de brandstof en zuurstof vlam en verspreid de brand zich. Vuur is dus heet, omdat hitte nodig is om de brand te ontsteken en om de brand te laten branden!
'Er is geen waterdichte definitie van leven. Je kunt kenmerken geven, bijvoorbeeld iets wat zichzelf in stand houdt en zich kan vermeerderen. Maar dan zou vuur ook leven, en dat klopt niet.
Vuur is een chemische reactie. Het 'vuur' waar we meest mee vertrouwd zijn is de chemische reactie tussen koolstof en zuurstof, met CO of CO2 als produkten. Omdat die reactie gepaard gaat met een grote warmte-ontwikkeling vindt ze niet helemaal plaats in bijvoorbeeld het hout of de lont van de kaars.
Wind en bosbranden
Wind, waarmee zuurstof wordt aangevoerd, kan de vuurhaarden aanwakkeren en snel in een bepaalde richting verspreiden. Vooral droge oostenwinden worden gevreesd. Het vuur kan zich daardoor met snelheden van 25 kilometer per uur verspreiden.
Dieren hebben invloed op het ontstaan en verspreiden van bosbranden. Grote grazers zorgen ervoor dat er minder brandstof is door planten te eten, zo was al bekend. Maar ook vogels, bevers, olifanten en zelfs termieten kunnen een groot verschil maken.
De vaardigheid 'vuurtje stoken' heeft zich tussen 400.000 en 350.000 jaar geleden als een lopend vuurtje over de wereld verspreid, stellen Nederlandse archeologen. Daarbij lijken verschillende soorten mensachtigen het idee aan elkaar te hebben doorgespeeld.
Voor het meeste voedsel is de matige hitte van sintels en as voldoende, zodat het vuur vezels afbreekt, suikers omzet, vergiften en bacteriën onschadelijk maakt, maar toch nog wat voedsel overlaat voor de mensen om te verteren. Direct op de grond is een beter vuur te bouwen dan op een barbecue.
Neanderthalers konden zelf vuur maken – net als onze moderne voorouders. Neanderthalers konden op grote schaal vuur maken met behulp van pyriet en hun vuistbijlen. Ze konden dus zelf beslissen wanneer zij vuur wilden en waren niet afhankelijk van natuurbranden, zoals eerder gedacht werd.
Voor vuur heb je drie dingen nodig: zuurstof, brandstof en warmte. Als je één van die drie dingen weghaalt, dan dooft je vlam. Met het ijsklontje haal je de warmte weg.
Daarvoor heb je drie dingen nodig: een vuursteen, pyriet en een tondel of tonderzwam, die brandt heel snel. Als je de vuursteen tegen het pyriet slaat, ontstaan er kleine vonkjes waardoor de tondel gaat branden. Vroeger hadden mensen altijd een vuursteen bij zich, tot een paar eeuwen geleden.
Een rode, gele of oranje vlam komt door een lage temperatuur, een blauwe of witte vlam wordt veroorzaakt door een hogere temperatuur. Ten tweede wordt de vlam gekleurd door aangeslagen (energierijke) radicalen.
De temperatuur van een magma of lava hangt af van zijn samenstelling, en kan variëren tussen iets minder dan 600 °C en 1250 °C. Basaltisch magma/lava is de meest voorkomende soort en kent ook de hoogste temperaturen: ongeveer 1000 - 1250 °C. Magma's met een andere samenstelling zijn iets minder heet.
Vuur heeft geen schaduw, omdat vuur licht manifesteert en duisternis verdrijft. De boodschap: zend licht uit en duisternis verdwijnt.
Gassen kunnen namelijk oneindig hun vorm behouden. Dat betekent dat ze dus oneindig in dezelfde staat kunnen verkeren. Vuur is echter iets dat uitbrandt en niet altijd in dezelfde vorm bestaat.
Wetenschappers hebben een temperatuur van vier biljoen graden Celsius gecreëerd in een laboratorium. Dit is 250.000 keer heter dan de temperatuur in het centrum van de zon.
Zuurstof kan verwijderd worden door de brand te smoren met een waterachtige filmlaag, of met een inert gas. Een kaarsendover werkt ook doordat de vlam alle zuurstof verbrandt. Als alle zuurstof onder de kaarsendover op is, dan zal de vlam doven.
Dode en levende dingen bestaan uit cellen. In die zin zijn huiden, bloemen, botten, gewei (want een gewei is gemaakt van botcellen) dus wel dood. Maar haren (wol) zijn levenloos, ze bestaan niet uit cellen. Losse tanden zijn een combinatie van dood en levenloos.
De symbolische associaties van vuur zijn inspiratie, wilskracht, moed, activiteit, liefde, passie, energie en assertiviteit. De fysieke geschenken van vuur zijn vlammen, ontbranding, elektriciteit, warmte en licht.
Olie op het vuur: de zaak erger maken
Net zoals een vuur hoog oplaait als je er olie op gooit, kan een meningsverschil ontaarden in een ruzie als iemand per ongeluk of expres iets verkeerds zegt of doet.