De oerknal is een theorie over het ontstaan van het heelal bijna 14 miljard jaar geleden vanuit een extreem volgepakte, hete klomp energie en materie. Tijdens de oerknal breidde die klomp zich met een onvoorstelbaar grote kracht en snelheid uit, waardoor ruimte, tijd en het heelal zoals we dat nu kennen werden gevormd.
Met het groter worden van het heelal koelde het af en veranderde energie in deeltjes materie en antimaterie. Dat zijn twee tegengestelde soorten deeltjes die elkaar grotendeels hebben vernietigd.
Grondlegger van de oerknaltheorie is de Leuvense hoogleraar en priester dr.Georges Lemaître. De term 'big bang' werd voor het eerst door Fred Hoyle in 1950 gebruikt als een denigrerende aanduiding om zijn afkeer van de theorie tot uitdrukking te brengen.
Zo'n 13.8 miljard geleden is niet alleen ons heelal, maar ook tijd, ontstaan uit de oerknal of het grote begin. In een flits spatte een meer dan duizelingwekkende hoeveelheid energie uiteen en vormde het universum.Slechts een fractie van dit universum werd omgezet tot wat wij materie noemen.
Volgens de gerenommerde kosmoloog Stephen Hawking bestond er voor de oerknal, die het ontstaan van ons heelal inluidde, zoiets als "imaginaire tijd". Dit zei hij tijdens een interview in "Star Talk" op National Geographic.
Kort antwoord: Overal! Langer antwoord: In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, was de oerknal niet een explosie die op een bepaald punt in de lege ruimte plaatsvond.
De oerknaltheorie laat zien dat het heelal bij het ontstaan een hete klomp energie en materie met een enorme dichtheid was, miljarden malen kleiner dan een atoom. Het is bijna niet voor te stellen, maar de oerknal zorgde ervoor dat dit kleine beetje materie uitdijde tot het heelal zoals we dat nu kennen.
Big Bang en kosmische straling
De allereerste vorming van elementen vond plaats een minieme fractie van een seconde na de Big Bang. Tijdens de eerst drie minuten van het heelal speelden bijna alle kernreacties zich af waarbij 77% waterstof en 23% helium gevormd werd.
Op zeer kleine atomaire schaal kan materie uit niets ontstaan. Dit proces heet een Kwantumfluctuatie - Wikipedia waarbij deeltjes uit het niets ontstaan en zeer snel weer verdwijnen. Dit is een proces dat overal in het heelal plaatsvindt, zelfs in de lege ruimte. De deeltjes verdwijnen zo snel dat de ruimte leeg lijkt.
Het is heel aannemelijk dat er meerdere – misschien wel ontelbaar veel – heelallen bestaan. Deze heelallen maken dan weer deel uit van een groter geheel. Dit noemen onderzoekers het multiversum.
Het vroege heelal
Theoretisch natuurkundigen zoals snaartheoreten houden zich volop bezig met die raadsels. Pas vanaf zo'n 300.000 jaar na de Oerknal is er iets meetbaars ontstaan. Het heelal was toen afgekoeld naar zo'n 3000 kelvin (3273 ºC), koud genoeg om stabiele atomen te vormen.
Volgens de hedendaagse kennis is het zichtbare heelal opgebouwd uit grote groepen superclusters en clusters die, samen met slierten sterrenstelsels (filamenten), een draderig netwerk vormen waartussen zich enorme superholtes bevinden.
Als de meetkunde van het universum niet compact is, dan is het heelal oneindig in uitgestrektheid met oneindige paden in een constante richting, die in het algemeen niet terugkeren bij het startpunt, en dan heeft de ruimte geen definieerbaar volume, zoals het Euclidische vlak.
Het waarneembare heelal
Echter omdat het heelal al die tijd bezig is met uitzetten, is de diameter veel groter en die wordt geschat op 93 miljard lichtjaar. Het aantal sterrenstelsels in het waarneembaar heelal bedraagt naar schatting 2.000 miljard.
Het ding is zo'n 500 miljoen lichtjaar groot en bevat zo'n honderdduizend sterrenstelsels. Met andere woorden: in de tijd die een lichtstraal erover doet om van de ene naar de nadere kant van dit supercluster te reizen, kan leven op aarde evolueren van 'de eerste plant op aarde' naar 'mens'.
De ruimte is geen echt vacuüm, maar bestaat hoofdzakelijk uit plasma van waterstof en helium, elektromagnetische straling (in het bijzonder kosmische achtergrondstraling) en neutrino's.
Atomen (Oudgrieks: ἄτομος, atomos‚ ondeelbaar) zijn de kleinste deeltjes waarin materie met scheikundige methoden opgedeeld kan worden. Een atoom is onvoorstelbaar klein; er gaan meer atomen in een glas water, dan glazen water in alle oceanen op aarde.
Op grond van waarnemingen door de Planck Observatory wordt gedacht dat de totale hoeveelheid massa/energie van het heelal bestaat uit: 68% donkere energie. 27% donkere materie.
5 procent zichtbare materie, 27 procent donkere materie en 68 procent donkere energie. Dat is de formule van het heelal volgens de traditionele kosmologie.
Niet-voorkomende elementen zijn onder andere technetium, ruthenium, rodium, palladium, indium, telluur, promethium, renium, osmium, iridium, platina en thallium.
Als je scheikunde elementen bedoeld, komen er 118 elementen op aarde voor.
Het periodiek systeem is bedacht door de Rus Dmitri Mendelejev. Hij rangschikt de elementen op atoommassa.
Het Heelal heeft geen centrum, of middelpunt.
In het waarneembare heelal komen ruwweg zo'n honderd miljard sterrenstelsels voor. Die zijn niet allemaal even groot als ons eigen Melkwegstelsel.
Het Melkwegstelsel is een enorme verzameling stof, gas en sterren, waaronder onze zon. De aarde bevindt zich binnen dit sterrenstelsel en daarom wordt het vaak "ons eigen sterrenstelsel" of gewoon "ons sterrenstelsel" genoemd.