Iemand wordt bijvoorbeeld heel onrustig of zelfs agressief, naar anderen of naar zichzelf.Of iemand trekt zich terug in zijn kamer en wil niet meer meedoen aan de dagelijkse activiteiten. Dit is meestal een signaal dat er iets niet klopt. Bijvoorbeeld omdat diegene iets niet leuk vindt, of verdrietig is.
Moeilijk verstaanbaar gedrag (MVG) is gedrag dat we niet meteen begrijpen. Het gedrag is bijvoorbeeld onverwacht of past in jouw ogen niet in de context. Soms kunnen mensen agressief zijn naar anderen of naar zichzelf.
Bij probleemgedrag gaat het vaak om een ingewikkeld samenspel tussen uw lichamelijke toestand en de wisselwerking met andere personen in uw directe omgeving. De oorzaak van probleemgedrag kan liggen in ziektebeelden zoals een delier, depressie of dementie. Ook de medicijnen die u gebruikt kunnen van invloed zijn.
Probleemgedrag, ook wel onbegrepen of moeilijk verstaanbaar gedrag genoemd, komt regelmatig voor bij mensen met een verstandelijke beperking. Er zijn geen harde criteria om gedrag als problematisch te definiëren, maar denk bijvoorbeeld aan agressief, zelfverwondend, teruggetrokken of angstig gedrag.
Kinderen en jongeren met een lvb hebben beperkte sociale en probleemoplossende vaardigheden. Daardoor kunnen zij zich moeilijker redden in sociale situaties. Zij begrijpen mensen vaak verkeerd en schatten reacties van anderen niet goed in. Ook overschatten zij zichzelf vaak.
Indirecte signalen
Bij (jong)volwassenen kunnen bijvoorbeeld een laag opleidingsniveau, een klein sociaal netwerk, een gebrek aan concrete vaardigheden als klokkijken en het hebben van wat meer kinderlijke hobby's en voorkeuren tekenen zijn dat er sprake is van een lvb of zwakbegaafdheid.
bravouregedrag, nonchalance of het vertellen van fantasieverhalen. Vaak is er sprake van ontkenning van de beperking en zelfover- schatting. Bovenstaande eigenschappen wijzen uiteraard niet altijd op een licht verstandelijke beperking, maar kunnen wel signalen zijn om daar alert op te zijn.
Onder probleemgedrag verstaan we alle gedrag van de cliënt dat deze cliënt of zijn omgeving als moeilijk hanteerbaar ervaart. Probleemgedrag heet ook wel onbegrepen gedrag of veranderend gedrag. Veel probleemgedrag is afhankelijk van de situatie, de persoonlijkheidskenmerken van de cliënt zelf en de mensen om hem heen.
Het betreft ernstig dwars en opstandig gedrag, prikkelbaar, boos of woedend gedrag, anderen ergeren, agressief gedrag en/of antisociaal gedrag. Een uniforme richtlijn voor diagnostiek en behandeling van ernstige gedragsproblemen is om meerdere redenen van belang.
We spreken van gedragsproblemen als: een kind zich dwars en opstandig gedraagt, gauw geprikkeld is en driftig wordt, anderen ergert, antisociaal gedrag vertoont (zoals liegen of stelen) of zich agressief gedraagt. het kind, de ouders of de omgeving er nadelige gevolgen van ondervinden.
Goede basiszorg kan veel moeilijk hanteerbaar gedrag voorkomen. Zorg ervoor dat iemand voldoende steun, houvast en bescherming ervaart. Ga op zoek naar die elementen die bijdragen tot kwaliteit van leven en naar wat voor hen zinvol is. 'Vermijd waar mogelijk uitlokkende factoren.
'Moeilijk hanteerbaar gedrag' kan zich in verschillende vormen voordoen. Voorbeelden zijn aanhankelijkheid of kleefgedrag, agressie, apathie, decorumverlies, dwaalgedrag, hallucinaties, herhaling en nachtelijke onrust.
Een gedragsprobleem kan komen door een gedragsstoornis, maar kan ook een combinatie zijn met een ander probleem, zoals ADHD, autisme of een hechtingsprobleem. Ook kan een gedragsprobleem vaak niet aan een diagnose worden gekoppeld. Een kind heeft boze buien, moeite met luisteren, zit niet lekker in zijn vel.
Mensen met een ernstig meervoudige beperking (EMB) hebben zowel een ernstige verstandelijke beperking als lichamelijke beperkingen. Ze begrijpen net zoveel als een baby van een paar maanden oud en kunnen niet praten. Communiceren doen ze dus niet met woorden, maar met geluiden, mimiek en spierspanning.
Voor onbegrepen gedrag worden verschillende termen gebruikt zoals probleemgedrag, moeilijk hanteerbaar gedrag of veranderend gedrag. Het kan gaan over klagen, repetitief gedrag, (nachtelijke) onrust, loopdwang, snel(ler) boos, argwanend, apathisch en agressief gedrag.
Emotionele stoornissen kunnen gepaard gaan met lichamelijke klachten, verhoogde prikkelbaarheid, eetproblemen, slaapproblemen, concentratietekort, verminderd zelfvertrouwen, motivatieverlies en slechte schoolprestaties. Emotionele stoornissen hebben een grote impact op het functioneren van de kinderen en hun omgeving.
Bij antisociaal gedrag is er sprake van probleemgedrag dat ernstiger is dan bij opstandig gedrag. Dit kan zich bijvoorbeeld uiten in: vechten. stelen (vaak in samenwerking met leeftijdsgenoten in tegenstelling tot gedragsgestoorde kinderen, door wie het stelen veelal alleen wordt uitgevoerd)
Een misantroop kan humaan en sociaal gedrag vertonen en is dus niet per definitie antisociaal of het tegengestelde van een humanist. Het woord misantropie komt van het Griekse misos ("haat") en anthropos ("mens"). Een synoniem voor misantropie is mensenhaat en een antoniem is filantropie.
Als je een antisociale persoonlijkheidsstoornis (ASP) hebt, vertoon je antisociaal gedrag. Je kunt roekeloos, agressief, prikkelbaar, impulsief en onverschillig overkomen. Rekening houden met (de gevoelens van) anderen is lastig en regels worden vaak niet nageleefd.
Antisociaal gedrag betekent dat je geen rekening houdt met de gevoelens en wensen van andere mensen. Dit is geen bewuste keuze, maar dit komt door je ASP.
Een licht verstandelijke beperking uit zich in een IQ-score tussen de 50 en 70. In Nederland kunnen mensen met een IQ-score tussen de 70 en 85 die eigenlijk zwakbegaafd zijn en (ernstige) bijkomende problematiek hebben, eveneens gebruik maken van de zorg voor mensen met een LVB.
Mensen met een LVB hebben in hun leven vaak te maken met kwetsbaarheden en tegenslagen. Zo kunnen ze zichzelf minder goed staande houden in de complexe maatschappij, kost het aangaan van sociale relaties veel moeite, hebben ze moeite met omgaan met stress en missen ze vaak sociale steun.
Tips voor de omgang met mensen met LVB
gebruik korte zinnen en vermijd moeilijke woorden. blijf concreet en geef voorbeelden om te verduidelijken. bespreek in een zin maar 1 onderwerp, stel maar 1 vraag. In het geval van een kind of jongere; laat de ander de vraag of de boodschap in eigen herhalen.