Uiteenzetting: deze tekst heeft als doel de lezer te informeren over een bepaald onderwerp. Een uiteenzetting wordt gebaseerd op feiten en is, in tegenstelling tot een betoog, objectief van aard.Er wordt alleen maar informatie gegeven, er komt geen enkele mening in voor.
In een uiteenzetting staan alleen maar feiten, geen meningen. Staan er meningen in de tekst, dan is het een beschouwing of een betoog. Een uiteenzetting behandelt niet altijd een probleem of kwestie, maar bijvoorbeeld ook wetenschappelijke onderwerpen.
In een uiteenzetting noem je in de inleiding duidelijk het onderwerp van de tekst. Omdat je de lezer wil informeren, zul je het onderwerp ondubbelzinnig en duidelijk moeten maken. 'Een computer uit de Aspire-lijn' is een voorbeeld hoe het niet moet.
A: Uiteenzetting: op een neutrale manier wordt een probleem beschreven. B: Betoog: de schrijver wil de lezer overtuigen van de onduidelijkheid in werken met tekstsoorten. C: Beschouwing: de schrijver belicht het onderwerp van verschillende kanten en wil de lezer tot nadenken stemmen.
Een uiteenzetting is een tekst met als doel de lezer te informeren over een bepaald onderwerp. Een uiteenzetting wordt gebaseerd op feiten en is, in tegenstelling tot een betoog, objectief van aard. Een uiteenzetting laat dus niet zoals een beschouwing de lezer kennismaken met verschillende meningen.
Bij een beschouwing geeft de schrijver voor- en tegenargumenten bij een stelling of onderwerp, en uiteindelijk geeft hij zijn eigen mening. Deze mening kan weliswaar de mening van de lezer beïnvloeden, maar de beschouwing laat ook ruimte voor de lezer om een eigen afwijkende mening te vormen.
Een uiteenzettende tekst
In een uiteenzetting legt de schrijver iets uit op een neutrale manier. Net zoals bij informatieve en instructieve teksten komen meningen niet voor in uiteenzettingen. Een uiteenzetting lijkt best veel op een informatieve tekst.
Je wil de lezer vooral: Informeren: Je beoordeelt gegevens niet, maar verstrekt ze alleen. Uiteenzetten/ verklaren is ook een informerend schrijfdoel; je vertelt vertelt de lezer hoe het zit, hoe iets werkt.
Bij een uiteenzetting zijn zes verschillende structuren. Vraag-antwoord structuur. Hierbij geef je in de inleiding een vraag en in het middenstuk de antwoorden. In het slot geef je een conclusie of samenvatting.
Het middenstuk bestaat meestal uit verschillende alinea's, inleiding en slot vaak uit één. de belangstelling wekken van de lezer door bijvoorbeeld in te gaan op een actuele gebeurtenis, het vertellen van een anekdote of het belang van de lezer bij de zaak benadrukken.
Signaalwoorden zijn woorden die een bepaalde samenhang aanduiden, zoals want, omdat, maar, bijvoorbeeld, dus en tot slot. Hieronder staat een lijst met voorbeelden van signaalwoorden. Signaalwoorden geven een signaal aan de lezer: 'Let op, er komt nu een nieuw onderwerp' bijvoorbeeld.
Dus de eerste 500 woorden zou je zeggen, dat duurt dan toch een uur? Tussen de 400 en 600 per uur gemiddeld, dus een uurtje. Maar die vlieger gaat niet helemaal op. Want die eerste 500 woorden zijn met kop en schouders de makkelijkste.
Een betogende tekst begint vaak met een korte anekdote, waarop men een stelling baseert. In het middenstuk geeft men argumenten waarom de stelling de juiste is en aan het eind geeft men vaak een korte conclusie, waarin logischerwijs gesteld wordt dat de stelling inderdaad de juiste was.
Voor het schrijven van een activerende tekst begin je dus actief en overtuigend, met call-to-actions erin verwerkt. Zo maak je jouw lezers eerst enthousiast, voordat je ze vraagt om actie te ondernemen. Zelf liever geen tijd kwijt aan het schrijven van een activerende tekst?
Informatieve teksten
In dit type tekst som je vooral veel feiten op. Je legt iets uit, doet verslag of geeft instructies. Wat je vooral niet doet, is een mening geven. Informatieve teksten zijn objectief.
In de inleiding introduceer je je onderwerp, in het middenstuk werk je dat uit en in het slot kom je met een samenvatting of conclusie. Veel gebruikte tekststructuren vooreen uiteenzetting zijn de verklaringstructuur, de verleden/heden/toekomststructuur en de vraag – antwoordstructuur.
Een alinea is het tekstgedeelte tussen twee inspringingen of tussen twee regels wit, de kleinste eenheid van een tekst die nog uit meerdere zinnen bestaat. De alinea is volgens schrijfadviseur Jan Renkema de belangrijkste bouwsteen van een tekst.
Een essay is een geschreven betoog of beschouwing over een onderwerp waarin de schrijver uitgedaagd wordt om zelf zijn of haar mening te vormen en deze te onderbouwen. Wat is een betoog? Hier gaat het erom dat studenten iemand proberen over te halen om zijn/haar standpunt in te nemen op basis van argumenten.