Als er in een zin geen restdeel vooraan staat en er desondanks sprake is van inversie, is er sprake van een stijlfout die we foutieve inversie noemen. Foutieve inversie komt doorgaans voor in samengestelde zinnen. De voorgaande zin bestaat eigenlijk uit twee zinnen: - Ik heb vanmorgen de tuin omgespit.
Een foutieve inversie is een fout in de woordvolgorde van de zin. De volgorde is meestal onderwerp + persoonsvorm + de rest van de zin. Bij een foutieve inversie verwissel je het onderwerp en de persoonsvorm van plaats, terwijl dit niet zou moeten.
In het volgende voorbeeld staat een foutieve inversie: 'Op zaterdag gaan we altijd voetballen maar vandaag was ik ziek'. In deze zin is er geen sprake van een vragende zin. Ook begint de zin niet met een ander zinsdeel dus is er een foutieve inversie.
Met de term 'inversie' wordt de woordvolgorde in hoofdzinnen aangeduid waarbij het onderwerp volgt op de persoonsvorm. De woordvolgorde waarbij het onderwerp op de eerste plaats staat, direct vóór de persoonsvorm, wordt dus als de neutrale, ongemarkeerde zinsvolgorde (ook wel: rechte woordschikking) beschouwd.
In een normale zin komt de persoonsvorm na het onderwerp. Als je in een zin de volgorde van onderwerp en persoonsvorm omdraait, spreek je van inversie. Je mag inversie alleen gebruiken in vraagzinnen, in zinnen die beginnen met een ander zinsdeel dan het onderwerp of in zinnen die beginnen met een bijzin.
De toegenomen moeilijkheid om visuele stimuli te leren herkennen die normaal op een bepaalde manier worden weergegeven, als ze ondersteboven worden aangeboden.
Inversie is de omkering van de gewone woordvolgorde 'onderwerp - persoonsvorm' in hoofdzinnen. Bij inversie staat de persoonsvorm dus vóór het onderwerp. Dat wordt gewoonlijk veroorzaakt doordat een zin begint met een zinsdeel dat niet het onderwerp of de persoonsvorm is. Ook in ja-neevragen is er inversie.
Als er bij een samentrekking geen sprake is van dezelfde betekenis, dezelfde grammaticale functie en dezelfde plek in de zin, dan gaat het om een foutieve samentrekking. Enkele voorbeelden daarvan zijn: Hij heeft een diploma en daar hard voor gewerkt.
De congruentiefout, ook wel incongruentie, genoemd, is een stijlfout die wij heel vaak tegenkomen in scripties en verslagen. De congruentiefout wordt gemaakt wanneer het onderwerp en de persoonsvorm in een zin qua 'getal' niet met elkaar overeenkomen.
Een bijzin (ook wel afhankelijke of ondergeschikte zin) is een zin die een zinsdeel kan zijn in een zin of een onderdeel van een zinsdeel. Een algemeen kenmerk van bijzinnen is dat ze een woordvolgorde hebben waarbij de persoonsvorm achteraan staat.
' Andere zinnen zonder onderwerp of zonder werkwoorden heten onvolledige of elliptische zinnen.
Een hoofdzin is een zelfstandige zin. Een bijzin is een afhankelijke zin en kan niet bestaan zonder een hoofdzin. Een ander verschil tussen een hoofdzin en een bijzin is de woordvolgorde. In een hoofdzin staat de persoonsvorm meestal op de tweede plaats.
Bij een samentrekking kies je ervoor delen van woorden, woordgroepen of zinnen weg te laten in plaats van ze telkens te herhalen. Voorbeelden zijn land- en tuinbouw, oude en nieuwe boeken en hoofd- en kleine letters.
inversie: Inversie is het fenomeen dat optreedt indien een elektron omwille van extra stabiliteit zich in een ander subniveau bevindt.
Normaal daalt de temperatuur met de hoogte maar boven een inversie (temperatuuromkering) stijgt de temperatuur juist met de hoogte. Een inversie houdt niet alleen mist en kou gevangen in de onderste luchtlaag. Bij een inversie ligt de warme luchtlaag als een soort deksel op de koudere luchtlaag aan het aardoppervlak.
Stijlfouten zijn fouten tegen de goede stijl. Vaak gaat het om verhaspelde uitdrukkingen, een verkeerde woordkeuze of zinnen die ontsporen. In sommige gevallen gebruiken auteurs dergelijke afwijkingen met opzet; dan worden het stijlfiguren genoemd en wordt er (meestal) geen bezwaar tegen gemaakt.
In het Nederlands is er meestal sprake van congruentie tussen het onderwerp van een zin en de persoonsvorm. Dat betekent dat onderwerp en persoonsvorm met elkaar overeenkomen in persoon en getal (enkelvoud of meervoud). Congrueren onderwerp en persoonsvorm niet, dan spreken we van incongruentie.
Bij incongruentie komt het getal van het onderwerp niet overeen met de persoonsvorm. Er zou dan staan: 'De leraren schrijft op het bord'. De enkelvoudige persoonsvorm past niet bij het meervoudige onderwerp: het congrueert niet.
Een incongruentie is een stijlfout waarbij het onderwerp en de persoonsvorm niet beide in het enkelvoud of in het meervoud staan.
Reacties. 1 samentrekking in werkwoorden Je mag pas samentrekken in werkwoorden, als die : - dezelfde betekenis hebben; - hetzelfde getal hebben; - tot dezelfde soort behoren (zw, hww of kww); - in dezelfde tijd staan (PV, VD, INF of OD). Niet voldoen aan deze voorwaarden leidt een foutieve samentrekking.
Bij alle soorten samentrekking kan zowel voorwaartse als achterwaartse samentrekking plaatsvinden. Bij voorwaartse samentrekking wordt het gezamenlijke deel genoemd in het eerste deel van de samentrekking, en weggelaten in de daaropvolgende delen.
foutief = foutief bijv. naamw. Uitspraak: [fɑu`tif] niet zoals het moet Voorbeeld: `Het bedrag is gebaseerd op een foutieve aanname en klopt dus niet. `Antoniem: goed Synoniemen: onjuist,...
Inversie. Bij inversie draai je je onderwerp en je werkwoord om. Een zin als "tu vas au foot" wordt dan "vas-tu au foot?". Zoals je kan zien, komt er tussen het werkwoord en het onderwerp een liggend streepje, in het Frans "tiret" genaamd.
Ook wordt er aangegeven hoe het werkt in de directe rede of indirecte rede. Est-ce que = Wat (aan het begin van een vraagzin, betekent letterlijk "is het dat", wordt niet in het Nederlands vertaald. Est-ce que tu as faim?