Als er bij een samentrekking geen sprake is van dezelfde betekenis, dezelfde grammaticale functie en dezelfde plek in de zin, dan gaat het om een foutieve samentrekking. Enkele voorbeelden daarvan zijn: Hij heeft een diploma en daar hard voor gewerkt.
' Een voorbeeld van een foutieve samentrekking is 'Die film is erg goed en mag je niet missen! ' In 'Die film is erg goed' is die film onderwerp; in '(die film) mag je niet missen' is die film lijdend voorwerp. Omdat die film niet dezelfde functie heeft, is deze samentrekking niet juist.
- Hij heeft een beste baan, maar (hij) heeft er ook hard voor gestudeerd. In deze zin is samengetrokken in "blies". Die samentrekking is incorrect op grond van de vooraarde betekenis. In de eerste zin heb je immers te maken met het werkwoord "opblazen" en in de tweede zin met het werkwoord "uitblazen".
Een foutieve inversie is een fout in de woordvolgorde van de zin. De volgorde is meestal onderwerp + persoonsvorm + de rest van de zin. Bij een foutieve inversie verwissel je het onderwerp en de persoonsvorm van plaats, terwijl dit niet zou moeten.
Reacties. 1 samentrekking in werkwoorden Je mag pas samentrekken in werkwoorden, als die : - dezelfde betekenis hebben; - hetzelfde getal hebben; - tot dezelfde soort behoren (zw, hww of kww); - in dezelfde tijd staan (PV, VD, INF of OD). Niet voldoen aan deze voorwaarden leidt een foutieve samentrekking.
De congruentiefout, ook wel incongruentie, genoemd, is een stijlfout die wij heel vaak tegenkomen in scripties en verslagen. De congruentiefout wordt gemaakt wanneer het onderwerp en de persoonsvorm in een zin qua 'getal' niet met elkaar overeenkomen.
Bij een samentrekking kies je ervoor delen van woorden, woordgroepen of zinnen weg te laten in plaats van ze telkens te herhalen. Voorbeelden zijn land- en tuinbouw, oude en nieuwe boeken en hoofd- en kleine letters.
Een bijzin (ook wel afhankelijke of ondergeschikte zin) is een zin die een zinsdeel kan zijn in een zin of een onderdeel van een zinsdeel. Een algemeen kenmerk van bijzinnen is dat ze een woordvolgorde hebben waarbij de persoonsvorm achteraan staat.
Met de term 'inversie' wordt de woordvolgorde in hoofdzinnen aangeduid waarbij het onderwerp volgt op de persoonsvorm. De woordvolgorde waarbij het onderwerp op de eerste plaats staat, direct vóór de persoonsvorm, wordt dus als de neutrale, ongemarkeerde zinsvolgorde (ook wel: rechte woordschikking) beschouwd.
De toegenomen moeilijkheid om visuele stimuli te leren herkennen die normaal op een bepaalde manier worden weergegeven, als ze ondersteboven worden aangeboden.
foutief = foutief bijv. naamw. Uitspraak: [fɑu`tif] niet zoals het moet Voorbeeld: `Het bedrag is gebaseerd op een foutieve aanname en klopt dus niet. `Antoniem: goed Synoniemen: onjuist,...
Een samentrekking is een zin waarin een woord of een woorddeel wordt weggelaten uit een zinsdeel (of woordsgroep), omdat hetzelfde woord al eens in de zin voorkomt. Het deel wat wordt weggelaten zorgt er dan voor dat de zin korter wordt, en dus wordt samengetrokken.
Samengestelde woorden zijn woorden die bestaan uit 2 of meer kortere woorden. Die delen zijn dan samengevoegd tot 1 woord. Alle delen van het samengestelde woord kunnen ook los van elkaar gebruikt worden. De woorden huis en baas vormen samen bijvoorbeeld het woord huisbaas.
Een inversie treedt in Nederland vaak 's zomers op, bij windstil en onbewolkt weer gedurende de nacht. In dat geval komt het doordat de bodem dan sterk afkoelt en de lucht hierboven warm is na een warme dag. In Azië koelt het land 's winters sterk af, waardoor ook vaak een inversielaag kan ontstaan.
In een normale zin komt de persoonsvorm na het onderwerp. Als je in een zin de volgorde van onderwerp en persoonsvorm omdraait, spreek je van inversie. Je mag inversie alleen gebruiken in vraagzinnen, in zinnen die beginnen met een ander zinsdeel dan het onderwerp of in zinnen die beginnen met een bijzin.
Het lijdend voorwerp is degene die of datgene wat de werking van het werkwoord direct ondergaat. Een andere naam voor het lijdend voorwerp is daarom direct object. In bijvoorbeeld 'Ik koop een fiets' 'ondergaat' een fiets direct de werking van het werkwoord kopen.
Een hoofdzin is een zelfstandige zin. Een bijzin is een afhankelijke zin en kan niet bestaan zonder een hoofdzin. Een ander verschil tussen een hoofdzin en een bijzin is de woordvolgorde. In een hoofdzin staat de persoonsvorm meestal op de tweede plaats.
Een duidelijk verschil tussen hoofd- en bijzinnen is de woordvolgorde: in hoofdzinnen staat de persoonsvorm meestal op de tweede plaats, in bijzinnen staat de persoonsvorm meestal verder naar achteren: Gisteren ging de familie De Jong op vakantie. (hoofdzin) Sam houdt erg van lasagne.
Herhaling in een woordgroep voorkomen
Je voorkomt herhaling in een woordgroep door terugkerende woorden weg te laten. Dit mag je alleen doen als het weggelaten woord dezelfde betekenis of grammaticale functie heeft als het andere woord waar het betrekking op heeft. Anders ontstaat er een foutieve samentrekking.
Simpele regel: altijd aan elkaar
Samenstellingen (woorden uit twee of meer zelfstandige naamwoorden) schrijf je altijd aan elkaar, zonder spaties dus. Het is bijvoorbeeld autoverzekering en niet auto verzekering. Ook langere woorden schrijf je aan elkaar, tenzij er verwarring ontstaat.
bundeling, centralisatie, opeenhoping, samentrekking.
Bij incongruentie komt het getal van het onderwerp niet overeen met de persoonsvorm. Er zou dan staan: 'De leraren schrijft op het bord'. De enkelvoudige persoonsvorm past niet bij het meervoudige onderwerp: het congrueert niet.