Traditioneel gebruikt men lakmoespapier om te testen of een stof basisch is: een base in oplossing zal het papier blauw kleuren. Een modernere en nauwkeurigere manier is met een pH-meter.
Met de pH, of zuurgraad, wordt aangegeven hoe zuur of basische een oplossing is. De pH loopt van 0, heel zuur, tot 14, heel basisch. Als de pH lager is dan 7 is een oplossing zuur, als de pH hoger is dan 7 is een oplossing basisch. Als een stof een pH heeft van 7,0 is de oplossing neutraal.
Een base is een deeltje dat H+ kan binden. Bij het oplossen van een zout wordt de ionbinding verbroken en worden de ionen gehydrateerd. Sterke basen worden bij het oplossen volledig omgezet in OH-(aq). Zwakke basen worden slechts gedeeltelijk in OH-(aq) omgezet, er ontstaat dus een evenwicht.
Een zuur is een deeltje dat H +-ionen (protonen) kan afstaan, dus een protondonor. Een base is een deeltje dat H +-ionen (protonen) kan opnemen, dus een protonacceptor. Als een zuur een H + afstaat, vormt het zijn geconjugeerde base.
Zuren en basen reageren met elkaar in een proces dat neutralisatie genoemd wordt. Een waterige oplossing wordt zuur genoemd wanneer de zuurgraad (pH) lager is dan 7. De menselijke smaak kan veel zure stoffen herkennen.
Een base is het tegenovergestelde van een zuur. Een zuur smaakt zuur, een base smaakt zeepachtig (maar let op: je kan niet zomaar ieder zuur of base in je mond stoppen!). Bekende basen zijn ammonia, chloor, natronloog (gootsteenontstopper) en ovenreiniger.
Een base is een verbinding die een proton H+-ion op kan nemen. Daarom wordt een base ook wel een protonacceptor genoemd. Er hoeft dan ook geen H+ in de molecuulformule voor te komen. Voorbeelden van basen zijn NH3, CH3NH2, HSO4- , SO42– en H2O.
Het eerste H2O molecuul (helemaal links) is het zuur dat een H+ ion af staat. Er blijft dan OH - over. Het tweede H2O molecuul (links van de pijl) neemt het H+ ion op en reageert dus als base. Omdat H2O volgens BINAS een zwak zuur is en ook een zwakke base, hebben we de reactie maar meteen als een evenwicht genoteerd.
Dit heeft niets te maken met de zure smaak van een stof. Suiker smaakt zoet maar is een sterk zuurvor- mend voedingsmiddel. Een zure sinasap- pel geeft echter na de vertering een basische rest.
Een zout dat opgebouwd is uit een kation van een zwakke base en een anion van een sterk zuur levert een zure oplossing bij oplossen ervan in water. Een zout dat opgebouwd is uit een kation van een sterke base en een anion van een zwak zuur levert een basische oplossing bij oplossen ervan in water.
Een zuur is een stof die waterstofionen (H+) geeft als je hem oplost in water. Een voorbeeld is zoutzuur (HCl), een gas dat in water uit elkaar valt tot waterstofionen en chloride-ionen (Cl-). Volgens diezelfde theorie is een base een stof die hydroxide-ionen (OH-) levert als je hem in water oplost.
In het geval van NaCl, opgebouwd uit de ionen Na+ en Cl- heeft geen van beide ionen een zuur of basisch karakter. Het zout als geheel is dus een neutrale stof; beïnvloedt in oplossing niet de pH van die oplossing.
Het gevaar van zuren en basen is dat ze niet alleen het materiaal aantasten waar deze stoffen op worden aangebracht. Zuren en logen vreten ook de kleding op waar deze stoffen op terecht komen. Ook tasten zuren en logen de huid aan wanneer deze stoffen daar mee in contact komen.
Het idee achter een zuur-base reactie is dus dat een zuur H+ ionen afstaat aan een base. Door die overdracht van H+ ionen kunnen de zuur en base in elkaar over gaan. Dat ziet er zo uit: zuur ⇄ base + H+.
Het negatieve ion is altijd een base. Afhankelijk van de sterkte van deze zuren (positieve ionen) en basen (negatieve ionen), zal de oplossing van het zout in water neutraal, zuur of basisch (alkalisch) zijn. Zouten dissociëren bij oplossen in water. Het positieve ion is een zuur, het negatieve ion is een base.
Een waterige oplossing wordt basisch genoemd, wanneer de pH hoger is dan 7. Een basische oplossing levert dan hydroxyl-ionen (OH-). Zeep, soda en ammonia zijn voorbeelden van stoffen die basisch zijn. Zuren, waarbij de pH lager is dan 7, zijn de tegenhangers van basen.
Het basische dieet bevat bijvoorbeeld veel groenten en daarnaast een aantal specifieke levensmiddelen die zijn weergegeven in onderstaande tabel. Bij een basisch dieet nuttig je geen brood, melk, chocola, vleeswaren, pinda's en bier, omdat ze zuurvormend zijn.
Basisch vormende voeding kan daarentegen onbeperkt worden gegeten. Basisch vormende voeding is bijvoorbeeld groenten, fruit, pompoen, banaan, komkommer, augurk, tomaat, aardappel, aubergine, selderij. Het valt daarnaast ook aan te bevelen matig te zijn met voeding die veel purine bevat.
Basenvormend voedsel: Vloeibare melkproducten (melk, karnemelk, yoghurt).
Chemisch gezien is het een stof die zuur kan neutraliseren. In de keuken komen veel verschillende zuren voor, zoals citroensap, azijn, tomatenpuree, bijna alle fruitsoorten, wijn. Alleen eiwitten en baksoda zijn basen.
Een zwak zuur is een zuur dat in water niet volledig ioniseert. De gevormde ionen (protonen en een zuurrest) blijven in evenwicht met het moleculaire zuur: De ligging van het evenwicht wordt bepaald door de grootte van de evenwichtsconstante: De meeste zuren zijn zwakke zuren, slechts enkele zijn sterk.
The Base ligt vooral in Amerika onder vuur en wordt gezien als een militante neo-nazigroep. Zeven leden zijn in de VS aangeklaagd voor verschillende misdaden, waaronder het samenzweren om een moord te plegen.
Het is niets anders dan de afspraak: 'Water bestaat uit H+ protonen en OH- ionen. Bij zuiver water (neutraal), zijn er evenveel H+ als OH- ionen aanwezig. 'Wanneer er meer H+ protonen zijn dan spreken we van een "zuur". Een overwicht van OH- ionen noemen we een base.
De pH kun je berekenen als je de concentratie H +-ionen/H 3O +-ionen weet. Je kan dan de volgende formule gebruiken: pH = -log[H +]. Je kan ook de concentratie H+-ionen berekenen als je de pH weet. Je gebruikt dan de formule: [H +] =10 -pH.