Bezittelijke voornaamwoorden zijn woorden als hun, haar, zijn, mijn, jouw en ons. Ze geven een bezitsrelatie aan tussen een persoon en een zelfstandig naamwoord.
Een bezittelijk voornaamwoord verwijst naar een bezit, zoals mijn, jouw, zijn, haar. Het staat bijna altijd voor een zelfstandig naamwoord: dit is jouw jas. Maar je kunt het ook zelfstandig gebruiken, zoals in dat is de mijne. Als je mijn, jouw en zijn zonder nadruk uitspreekt, zeg je m'n, je en z'n.
Wanneer er een bezittelijk voornaamwoord in een zin staat, geeft dit aan van wie of wat iets is. In de zin 'ik vergat mijn fiets' is 'mijn' een bezittelijk voornaamwoord. Dit woord geeft namelijk aan van wie de fiets is. Als een zin zo'n woord bevat, staat deze vaak voor een zelfstandig naamwoord.
Woorden als mijn, jouw, uw en zijn zijn bezittelijke voornaamwoorden: 'Dat is mijn fiets', 'Vergeet jouw/uw tas niet! ', 'Ik houd van de herfst en zijn kleuren. ' Bezittelijke voornaamwoorden geven aan dat er een bepaalde relatie is tussen een persoon, dier, ding of instantie en een zelfstandig naamwoord.
Een onzelfstandig voornaamwoord staat in de zin voor het zelfstandig naamwoord, zoals: 'Hun auto'. Een zelfstandig bezittelijk voornaamwoord wordt gebruikt bijvoorbeeld: 'Daar staat jouw fiets, dit is mijne'. In deze zin is 'jouw' het onzelfstandige voornaamwoord, het staat voor het zelfstandig naamwoord.
Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie of wat iets is. Als je bijvoorbeeld zegt: “Dat is zijn fiets”, vertelt het woord 'zijn' van wie de fiets is. Let op: Eigennamen en zelfstandige naamwoorden zijn géén bezittelijke voornaamwoorden. Het gaat altijd om woorden als 'mijn', 'jouw', 'zijn' of 'haar'.
Me is geen bezittelijk voornaamwoord
Me is geen bezittelijk, maar een persoonlijk voornaamwoord. Voor veel taalpuristen is dit taalergernis nummer Ă©Ă©n. Voorbeelden: me broer, me fiets, me taalfout.
Een bezittelijk voornaamwoord wordt voor een zelfstandig naamwoord gezet.Het bezittelijk voornaamwoord maakt duidelijk van wie het zelfstandig naamwoord. Voorbeelden van bezittelijke voornaamwoorden zijn: mijn, jouw, zijn, haar, ons/onze, jullie en uw. Dit artikel valt onder het portaal Taal.
“Hun” kun je gebruiken als bezittelijk voornaamwoord. Dan verwijst het woord altijd naar meerdere personen. Als persoonlijk voornaamwoord kun je “hun” gebruiken wanneer je er een voorzetsel bij kunt bedenken, zoals aan, van of voor. Als er daadwerkelijk een voorzetsel staat, moet je “hen” gebruiken.
In de tweede persoon meervoud is zowel het bezittelijk voornaamwoord je als het bezittelijk voornaamwoord jullie mogelijk. Jullie hebben jullie / je boterhammen opgegeten. Eet allemaal jullie / je boterhammen op.
Een persoonlijk voornaamwoord is een woord dat (meestal) verwijst naar een levend wezen (persoonlijk). Een bezittelijk voornaamwoord is een woord dat een relatie aangeeft tussen een zelfstandig naamwoord en een persoon, dier of instantie (bezittelijk).
Uw is een bezittelijk voornaamwoord. Uw kan worden vervangen door een ander bezittelijk voornaamwoord, bijvoorbeeld door mijn of zijn. Wat is uw naam?, zoals Wat is mijn naam? Dat is uw boek, uw zaak, uw zus, zoals Dat is zijn boek, zijn zaak, zijn zus.
Jouw is een bezittelijk voornaamwoord dat altijd wordt gebruikt om aan te geven dat iets van iemand is. Jou is een persoonlijk voornaamwoord dat meestal geen bezitsrelatie uitdrukt. Het kan bijvoorbeeld een meewerkend of lijdend voorwerp zijn en wordt ook vaak gebruikt na een voorzetsel.
We gebruiken het bezittelijk voornaamwoord haar om naar vrouwelijke woorden te verwijzen (de regering en haar standpunt) en het bezittelijk voornaamwoord zijn om naar mannelijke en onzijdige woorden te verwijzen (de koning en zijn besluit, het comité en zijn rapport).
Ja, 'je reactie' is ook correct.Dat komt omdat je 'je' als persoonlijk Ă©n als bezittelijk voornaamwoord kunt gebruiken.
persoonlijk voornaamwoord (pronomen personale): ik, mij, zij, jullie, het, 'm. bezittelijk voornaamwoord (possessief pronomen): mijn, jouw, d'r, onze.
'Hen' wordt wel gebruikt als lijdend voorwerp: ik zie hen, ik vind hen leuk, en dus complimenteer ik hen. 'Hun' wordt ingezet als meewerkend voorwerp: ik geef hun allemaal een nieuw trainingspak, want dat heb ik hun nou eenmaal beloofd.
Je gebruikt zij als het in de zin de persoonsvorm is.Je gebruikt hun als het in de zin het meewerkend voorwerp is. Zij gaan morgen met het hele team naar een restaurant. Ik heb hun een camera verkocht.
De hoofdregels voor de keuze tussen hun en hen: Gebruik hun bij een meewerkend voorwerp (zonder voorzetsel).Gebruik hen na een voorzetsel en in alle andere gevallen.
Voornaamwoorden zijn woorden zoals “ik”, “zij” en “hij” die op eenzelfde manier worden gebruikt als zelfstandig naamwoorden. Ze worden ingezet om te verwijzen naar een zelfstandig naamwoord dat al genoemd is of om naar jezelf of andere personen te verwijzen.
Naast mijn zusje is wel m'n zusje mogelijk. Mijn in mijn zusje is een bezittelijk voornaamwoord. Wie mijn zusje informeler of met minder nadruk wil opschrijven, kan voor m'n zusje kiezen. Me is niet goed, want me is geen bezittelijk maar een persoonlijk voornaamwoord, net als mij.
Jullie is het persoonlijk voornaamwoord voor de tweede persoon meervoud in het Nederlands. Het is etymologisch een verbastering van jij+lui ("mensen, lieden"). De oervorm voor de tweede persoon meervoud is de Proto-Indo-Europese nominatief *iuH.
'Me moeder', 'me sleutels', 'me fiets'. Nee, nee, nee, geen 'me' meer, maar 'm'n' of 'mijn'! Je schrijft dus 'mijn fiets', 'mijn broer', 'mijn kamer' en 'mijn huisgenoten'.
Ook kun je met een bezittelijk voornaamwoord relaties aanduiden: Dat is mijn vader en zijn broer. In mijn huis woon ik met mijn man en mijn twee kinderen.
verkorte vorm
Denk bijvoorbeeld aan het meisje: dit is een onzijdig woord, maar er wordt een vrouwelijk persoon bedoeld. In dat geval wordt het bezittelijk voornaamwoord gebruikt dat bij het biologisch geslacht hoort ('Het meisje zit in haar kamer').