Versterk jouw planten door om de paar weken met basalt- of lavameel te stuiven of door heermoesaftreksel te spuiten. Zorg voor ruime plantafstanden, zo kan het loof tijdig opdrogen. Geef jouw aardappelen en tomaten niet te veel stikstof, want dat geeft veel en gevoelig blad.
De aardappelplaag
Phytophthora infestans is de gevreesde ziekte in de biologische aardappelteelt. Deze schimmel tast in eerste instantie de bladeren aan en vervolgens ook de stengel. Al na enkele dagen kan het loof afsterven.
Wat zijn de symptomen van phytophthora? Phytophthora kenmerkt zich door een necrotische bruine plek op het blad omringd door een vale, groene ring. Plekken op het blad zijn over het algemeen donker en onregelmatig van vorm en breiden zich uit naarmate de ziekte zich verder ontwikkeld.
Het verschil zit 'm vooral in de structuur. Kruimige aardappels vallen iets sneller uit elkaar en zijn (geloof het of niet) wat kruimiger. Vaste aardappels zijn wat steviger en (surprise surprise) wat vaster.
Pootaardappels. Aardappels teel je uit speciaal gekweekte aardappelknollen: de zogenaamde pootaardappels. De pootaardappels worden in het voorjaar geplant en na twee tot drie weken komen de stengels boven de grond. De plant ontwikkelt ook ondergrondse stengels, zogenaamde stolonen, waaraan zich de nieuwe knollen vormen ...
Aardappelziekte tijdig herkennen
Dat doe je aan de bruin zwarte vlekken op de stelen en het blad van de aardappelplant. Deze vlekken ontstaan meestal het eerst op de stengels, specifiek bij de bladoksels. Bij vochtig weer merk je aan de onderkant van het blad witte schimmel pluisjes.
De laatste jaren is de Phytophthora schimmel agressiever geworden. Hierdoor kan de schimmel zich sneller ontwikkelen. Ter voorkoming van Phytophthora heeft Syngenta een breed pakket aan middelen: REVUS®, AMPHORE® FLEX en het product CARIAL® STAR tegen Phytophthora én Alternaria.
Bedenk dat je moet gaan spuiten vanaf het moment dat de aardappelen zijn uitgelopen (dus na het poten boven de grond komen), en dat moet je elke 8 dagen herhalen tot de oogst (en de oogst valt altijd zo'n 90-150 dagen na het poten en dus kun je uitrekenen hoe vaak je het chemische middel moet gebruiken.
In een regenachtige periode kunnen schimmelsporen de grond indringen en knollen besmetten. Via de lenticellen komen sporen binnen en veroorzaken myceliumgroei in de knol. Vaak dringen bacteriën aangetaste knollen binnen, waardoor knolrotting ontstaat. De schimmel overwintert als mycelium in aangetaste knollen.
Je herkent de tomatenplaag aan de ronde, bruine vlekken op het blad. De ziekte verspreidt zich heel snel naar stengel en vrucht. Er komt vaak een grijs schimmelpluis aan de onderkant van de bladeren. Daarna sterft je tomatenplant volledig af.
De schimmel overleeft als mycelium in knollen en groeit door de stengel in. Wanneer de bovengrondse delen zijn bereikt worden er sporangioforen gevormd die uit de huidmondjes van stengels en bladeren naar buiten komen. Hierop verschijnen sporangiën die vrijkomen en terechtkomen op bladeren.
Oogsten. Als de planten beginnen te bloeien (zo rond half juni) zitten er al kleine aardappeltjes aan. Dan kan je krieltjes oogsten. Wil je grotere aardappels telen, dan oogst je pas als de plant geel wordt en afsterft: in juli of augustus.
Eigenlijk zijn alle tomatenrassen vatbaar voor de plaag! - Stuif regelmatig wat basaltmeel of lavameel ( = vulkanisch gesteente tot poeder gemalen) over de bladeren. - Tomaten in openlucht die geen regenbescherming hebben kan je om de 7-10 dagen preventief behandelen met een schimmelwerend product.
Bij de middelvroege en late soorten wacht je tot het loof afgestorven is. Dit zorgt ervoor dat de aardappelen afharden, en veel langer zullen bewaren. Opgelet: verwijder alle aardappelen uit de grond, ook de kleine knolletjes. Deze kunnen er anders voor zorgen dat de aardappelplaag het jaar nadien doorgegeven wordt.
Aardappelen hebben niet super veel water nodig. Wanneer het erg warm is kun je de aardappelen 1 keer per week water geven. Is het niet super warm dan is een keer per 2 weken voldoende. (De aardappelen hoeven namelijk niet continue onder water te staan maar hebben wel water nodig om te groeien).
Vaak gebeurt dat in het voorjaar en afhankelijk van het aardappelras is bepaald hoe lang deze onder de grond blijven. Vroege rassen hebben een groeiperiode van 90 – 100 dagen, waar dat bij late aardappelen minimaal 150 dagen is. Hoe langer een aardappel onder de grond blijft, hoe beter deze beschermd is.
Bij een startende aantasting hoef je de aangetaste vruchten niet weg te gooien. Je kan er chutney mee maken. Gewoon de oppervlakkige bruine plekjes er uit snijden en je kan ze gebruiken.
Valse meeldauw herkennen
Valse meeldauw is te herkennen aan het grijze schimmelpluis aan de onderkant van het blad. Bovendien zorgt de schimmel voor gele vlekken op de bovenkant van het blad die soms bruin verkleuren. Deze vlekken zijn niet makkelijk weg te vegen.
Bruinrot is een ziekte bij aardappels die veroorzaakt wordt door Ralstonia solanacearum bacterie. In Nederland is bruinrot een quarantaineziekte. Dit betekent dat het bestreden moet worden om verdere vestiging of uitbreiding te voorkomen.
Ja, groene, bruine en beurse plekken en uitlopers moet je goed wegsnijden uit aardappels. In de uitlopers van oudere aardappelen en in de schil van onrijpe aardappelen kan namelijk de stof solanine voorkomen. In grote hoeveelheden is deze stof giftig voor de mens.
Je kunt ook uitgelopen aardappelen die je in de supermarkt heb gekocht gebruiken: snijd de aardappel in vier stukken en leg ze een paar dagen in de zon totdat ze beginnen uit te lopen. Week de aardappelen niet voor: het benodigde vocht voor het uitlopen zit in de aardappel zelf. Weken geeft een grote kans op rotting.
Om een mooie aardappelplant te bekomen, zet je een aardappel met uitlopers in de grond. Die uitlopers worden het begin van je nieuwe plant. Wanneer je de uitgelopen aardappel met aarde bedekt en water geeft, groeit hij vanzelf naar het licht.
Het was een ongelooflijke goede opbrengst, ongeveer een halve emmer per stronk. Wetende dat je met 1 plantaardappel ongeveer 20 grote aardappelen kan kweken, dan mag het wel gezegd zijn dat moeder natuur een milde gever is.