De wiskunde, zoals ontstaan uit de rekenkunde, is reeds bekend in de vroegste culturen.
De echte Griekse wiskunde begon rond 550 v. Chr., toen Thales van Milete en Pythagoras kennis van Babylonische en Egyptische wiskunde naar Griekenland brachten. Thales gebruikte meetkunde om praktische problemen op te lossen, zoals het berekenen van de hoogte van een piramide en de afstand van schepen tot de kust.
Het woord wiskunde komt van het woord wisconst dat door de Nederlandse wiskundige Simon Stevin (1548-1620) is bedacht. Wisconst betekent kunst van het zekere. In andere talen gebruikt men het woord mathematiek voor wiskunde. Dit komt van het Griekse máthèma.
De oude Egyptenaren waren één van de eerste volken die wiskunde toepasten. Dat houdt in dat de eerste wiskunde leraren ook Egyptenaren waren! Opgravingen in de 19e eeuw in Mesopotamië hebben Sumerische kleitabletten opgeleverd geschreven waren in spijkerschrift die dateert òf van het Babylonische tijdperk (1800-1500 v.
Het woord "algebra" stamt ook uit een fonetische vertaling van de titel van een boek dat rond 830 is geschreven door de Perzische astronoom en wiskundige Mohammed ibn Musa al-Khowarizmi, namelijk: "Hisab al-jabr w'al muqabala". Ons woord "algoritme" is een verbastering van de naam Al-Khowarizmi.
De inwoners van Mesopotamië hebben het eerste geschreven getallenstelsel uitgevonden. Hun cijfers waren verschillende merktekens op kleitabletten. De Babyloniërs namen 4.000 jaar geleden het Mesopotamische koninkrijk over en daarmee ook het getallenstelsel.
Algebra is de tak van de wiskunde die de betrekkingen van door letters en tekens aangeduide grootheden onderzoekt. In de algebra worden getallen voorgesteld door letters en bestaan er allerlei regels die zeggen hoe je met die letters moet rekenen.
Deze theorie definieert de natuurlijke getallen met onder meer de volgende vijf axioma's: Nul is een getal. Elk getal heeft een opvolger en die opvolger is ook een getal. Nul is niet de opvolger van enig getal.
Wiskunde A op havo-niveau richt zich vooral op statistiek en toegepaste analyse. Kansberekening komt daar bij wiskunde A op vwo-niveau nog bij. In een groot aantal gevallen mag je gebruik maken van je grafische rekenmachine. Bij wiskunde B op havo-niveau en op vwo-niveau komen meer theoretische vraagstukken aan bod.
WIS kan verwijzen naar: Werkzoekende Informatie Systeem, een door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding gebruikt computerprogramma. What's in Shop, een thuiswinkelprogramma uit de jaren negentig dat ook wel bekendstond als Amazing Discoveries, gepresenteerd door Mike Levey. Web Informatie ...
Tellen werd in vroegste geschiedenis vooral gebruikt om economische gegevens vast te leggen, zoals schulden (op een kerfstok) of kapitaal. Er is eeuwenlang geturfd. Dat turven bestond in het kerven van streepjes in, bijvoorbeeld, een bot of (kerf)stok.
Wiskunde (minder gebruikelijk: mathematiek, mathematica of mathesis) is een formele wetenschap die onder andere getallen, patronen en abstracte structuren bestudeert. De wiskunde komt voort uit het rekenen en de meetkunde, maar omvat veel meer dan dat.
Reacties. De babyloniërs begonnen met algebraische formules, en hebben ook verder een grote bijdrage gebracht aan de ontwikkeling van de wiskunde.
De moderne wiskunde was een radicale hervorming van het wiskundeonderwijs, geïnspireerd door de axiomatische, deductief-logische opbouw van wiskunde.
De meetkunde is een van de oudste wetenschappen. Aanvankelijk begonnen als een geheel van praktische kennis over lengten, oppervlakten en volumen werd de meetkunde in de 3e eeuw v. Chr. door Euclides van Alexandrië van een axiomatisch fundament voorzien.
stelling (zn) : axioma, dogma, leerstelling, principe, propositie, standpunt, theorema, theorie, these, thesis, veronderstelling. grondstelling (zn) : axioma, uitgangsstelling.
[filosofie] Een stelling die volgens de strikte normen van een wetenschap niet bewezen kan worden, maar die niettemin moet worden aangenomen omdat er anders ongewenste gaten vallen in een theorie of filosofisch systeem.
Wiskunde C is de makkelijkste wiskunde van de vier. Het moeilijkst is D, daarna B, daarna A en als makkelijkst C. Wiskunde C kan je kiezen als je wel graag wiskunde wilt hebben, maar als je er veel moeite mee hebt. Je hebt dan wel het gevoel dat je wiskunde hebt maar je hoeft jezelf er niet heel erg voor uit te sloven.
Antwoord. De leerling mag niet in beide vakken examen afleggen. Volgens het Inrichtingsbesluit (artikel 26b) mag het examenpakket van de leerling niet meer dan één vak uit het rijtje wiskunde A, B en C hebben (wiskunde D heeft een andere positie).
In het examenprogramma wiskunde A havo zijn het aanleren van algebraïsche vaardigheden en het rekenen zonder technische hulpmiddelen geen aandachtspunten. In het programma is gekozen voor contextrijke wiskunde met de grafische rekenmachine als voortdurend beschikbaar hulpmiddel.
Het vak wiskunde B is het meest geschikt voor scholieren die een bèta vervolgstudie willen gaan volgen zoals natuurkunde, econometrie of biologie. Binnen wiskunde B werk je vooral veel met grafieken en algebra.
Bij het vak wiskunde A leer je over veel verschillende wiskundige onderwerpen. Zo is er domein B, waar je leert over algebra en tellen. Domein C gaat in zijn geheel over verbanden. Andere onderwerpen die belangrijk zijn gaan bijvoorbeeld over raaklijnen en hellinggrafieken.
Bij wiskunde A komen vooral vaardigheden voor die te maken hebben met statistiek zoals diagrammen, grafieken, tabellen, formules en kansberekening. Leerlingen met wiskunde A gaan vaak een sociale studie doen of een andere studie in de richting van “Gedrag en Maatschappij”. Statistiek is daarbij belangrijk.