De verandering. Vroeger bestond de mulo, de mms en de hbs. Dit zijn de voorlopers van de vmbo, havo en het vwo.
Vwo. Het atheneum vormt samen met het gymnasium het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo). Het is daarmee één van de twee richtingen van het vwo. Beide richtingen van het vwo duren zes jaar.
De MULO werd omgevormd tot de mavo en de HBS werd de Havo. Het gymnasium bleef bestaan, naast het nieuwe Atheneum binnen het VWO. Omdat het voor leerlingen nu mogelijk was om zelf vakken te kiezen ontstond de term 'pretpakket', voor een vakkenpakket zonder exacte vakken.
Vroeger kende men in Nederland de middelbare school, waar middelbaar onderwijs aan leerlingen werd gegeven. Schooltypen waren onder meer: hbs, mms, gymnasium, lyceum. Sinds 1 augustus 1968 zijn deze vervangen door school voor voortgezet onderwijs, meestal in een scholengemeenschap.
Na 1999 heette de mavo officieel vmbo-theoretische leerweg. Dit ter onderscheiding van de praktische en gemengde leerwegen. Het samenvoegen van mavo en beroepsonderwijs was bedoeld om het beroepsonderwijs een beter imago te geven.
Het voortgezet onderwijs omvat het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo), het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo), het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) en het praktijkonderwijs.
Vroeger heette de bbl het 'leerlingstelsel'. Van de huidige werkzame bevolking in Nederland (ruim 8,5 miljoen mensen) hebben ongeveer 3,5 miljoen werknemers een mbo-diploma.
Mavo, oftewel vmbo-t of vmbo-tl, is een theoretische leerweg. De afkorting mavo staat voor 'middelbaar algemeen voortgezet onderwijs' en duurt 4 jaar. Onze leerlingen volgen op de mavo voornamelijk algemeen vormende avo-vakken. Dit onderwijs is vooral theoretisch ingericht.
Bij de invoering van de Mammoetwet in 1968 werden alle mulo's omgezet in mavo (middelbaar algemeen voortgezet onderwijs). Sinds 1999 zijn veel mavo's opgegaan in het vmbo (voorbereidend middelbaar beroeps onderwijs). De opleiding heet vmbo, theoretische leerweg (vmbo-t).
Het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) bereidt leerlingen voor op een studie aan de universiteit. Het vwo duurt 6 jaar.
Laag: Dit omvat onderwijs op het niveau van basisonderwijs, het vmbo, de eerste 3 leerjaren van havo/vwo of de assistentenopleiding (mbo-1). Middelbaar: Dit omvat de bovenbouw van havo/vwo, de basisberoepsopleiding (mbo-2), de vakopleiding (mbo-3) en de middenkader- en specialistenopleidingen (mbo-4).
Niveaus in het voortgezet onderwijs: vwo
Vwo staat voor 'voorbereidend wetenschappelijk onderwijs'. Het vwo duurt zes jaar en bereidt leerlingen voor op een wetenschappelijke opleiding aan de universiteit. Deze onderwijssoort is dan ook het meest theoretisch.
Hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) bereidt scholieren voor op een hogere beroepsopleiding (hbo). De havo duurt 5 jaar. Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) bereidt leerlingen voor op een studie aan een universiteit. Er zijn 2 typen vwo: atheneum en gymnasium.
Het vwo is niet veel moeilijker dan havo
De meerderheid vindt het vwo niet veel moeilijker dan de havo, al neemt de moeilijkheidsgraad wel iets toe naarmate je verder komt. Er wordt dieper op de stof ingegaan en je hebt meer inzicht nodig, ondervond Hugo.
Vwo-niveau High School Diploma
Met een sterk academisch curriculum bedoelen we een extra uitdagend college preparatory curriculum.
Je kunt worden toegelaten tot de bachelor Geneeskunde met een: vwo-diploma natuur & gezondheid + natuurkunde; vwo-diploma natuur & techniek + biologie; vwo-diploma natuur & gezondheid en natuur & techniek.
De wettelijke term mulo werd in 1920 bij wet veranderd in ulo, maar veel scholen zijn mulo (ook MULO of M.U.L.O.) blijven hanteren omdat ze dit beter vonden klinken. In Suriname is de onderwijsvorm in 2021 afgeschaft.
De grootste inhoudelijke verschillen in het programma tussen havo en vwo zitten in het extra leerjaar voor het vwo, de hoeveelheid stof en de manier waarop de stof onderwezen wordt. Vwo-leerlingen volgen meer vakken en ook zijn daar meer onderwerpen per vak. Dit komt vooral tot uiting in de bovenbouw.
Het meer uitgebreid lager onderwijs (mulo) werd in 1968 afgeschaft. Het laatste eindexamen werd in 1972 afgenomen. Het mulo viel destijds onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, en werd volledig door de rijksoverheid bekostigd.
Het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) is het laagste niveau. Een mbo-opleiding leidt mensen op voor een praktisch beroep, zoals kapper, kok of automonteur. De meeste mbo-opleidingen worden aangeboden door Regionale Opleidingscentra (ROC's).
Mavo-gt, oftewel vmbo-g of vmbo-gtl, is een gemengde theoretische leerweg. Ook deze richting duurt 4 jaar en bereidt de leerlingen voor op de havo of het mbo. De leerlingen volgen in vergelijking met de mavo meestal één algemeen vormend avo-vak minder.
Een havo-opgeleide heeft in vergelijking met een gediplomeerde mbo'er in de regel inhoudelijk breder onderwijs genoten. Het taal- en wiskundeleerplan ligt op een hoger niveau dan dat van het mbo.
Twintig jaar geleden waren er in Nederland bijna vierhonderd hbo- instellingen met nog geen 200.000 studenten. Die instellingen droegen niet de naam 'hogeschool' maar namen als 'heao', 'hts', 'kweekschool', 'conservatorium' of 'academie'.
Studenten kunnen naar het mbo (niveau 1 t/m 4), naar het hbo (in de vorm van een 2-jarige associate degree, een hbo-bachelor en/of een hbo-master) of naar de universiteit voor een wo-bachelor en/of wo-master. De hoogste graad in het onderwijssysteem is een PhD.
Er zijn twee soorten bachelors: hbo (hoger beroepsonderwijs) en wo (wetenschappelijk onderwijs). De bachelorsdiploma's van het hbo en de universiteit zijn gelijkwaardig, maar er zijn ook verschillen: Opleidingen in het hbo hebben een beroepsgerichte oriëntatie.