Planten halen hun energie uit zonlicht. Met die energie zetten ze in de bladgroenkorrels water en CO₂ om in zuurstof en glucose. Glucose voedt de plant en zorgt ervoor dat die groeit. Dit proces heet fotosynthese.
Via de huidmondjes aan de onderkant van het blad ademt de plant koolstofdioxide in. Uiteindelijk ademt de plant zuurstof weer uit. Fotosynthese is het proces waarmee een plant voedsel en zuurstof maakt. Een plant is het enige levende organisme dat zelf zijn voedsel kan maken.
In de groene delen van de plant zitten cellen met daarin bladgroenkorrels. De bladeren van planten kunnen hun eigen voedsel maken. Dat doen ze door fotosynthese. Ze hebben daarvoor water en licht nodig.
Bij de fotosynthese ontstaat zuurstof. Mensen en dieren hebben zuurstof nodig om in leven te blijven. Ook planten zelf hebben zuurstof nodig. Door de fotosynthese komt er steeds nieuwe zuurstof in de lucht.
Fotosynthese is een biochemisch proces waarbij de groene planten, de meeste algen en sommige bacteriën zonlicht als energiebron gebruiken om koolstofdioxide en water om te zetten in suiker. Dit gebeurt in de bladgroenkorrels door middel van het pigment chlorofyl.
Fotosynthese kan, afhankelijk of vrije zuurstof een rol speelt in het proces, worden onderverdeeld in de hoofdtypen van oxygene fotosynthese en anoxygene fotosynthese.
Speciale cellen in de bladeren van planten genaamd fotosynthetische pigmenten kunnen lichtenergie veranderen in chemische energie. Deze chemische energie wordt vervolgens gebruikt om koolstofdioxide (CO2) en water (H2O) om te zetten in suikers zoals glucose. Hierbij komt zuurstof (O2) vrij als afvalstof.
Fotosynthese is het proces waarbij planten water en koolstofdioxide, onder invloed van energie uit licht, omzetten in zuurstof en glucose (suiker).
Met de huidmondjes haalt een plant koolstofdioxide uit de lucht. In de bladeren maakt de plant van water en koolstofdioxide een soort suiker, maar daar is energie voor nodig. Die energie krijgt de plant van het licht. Dit proces wordt 'fotosynthese' genoemd en er wordt ook zuurstof bij gemaakt.
Waarom is fotosynthese onmisbaar voor de mens? De zuurstof die we iedere dag inademen, hebben we te danken aan bomen en planten.Zij zetten CO2 met behulp van licht en water om in zuurstof en suikers. Zonder deze fotosynthese zou er dus amper leven op aarde zijn.
Planten kunnen beter zien dan de mens: planten zien een breder kleurenspectrum. Wij zien de wereld van blauw tot rood, terwijl planten zien van UV-B tot verrood. De kleur van het licht bepaalt de reactie van een plant. Bladeren absorberen met hun pigment rood en blauw licht en weerkaatsen zogenoemd verrood licht.
Om de fotosynthese te kunnen uitvoeren heeft een plant drie dingen nodig: water via de wortels van een plant, koolstofdioxide (CO2) via de huidmondjes in de bladeren en (zon)licht voor de energie.
Wat is fotosynthese? Fotosynthese is het proces waarbij lichtenergie wordt gebruikt als energiebron om organische stoffen op te bouwen uit anorganische stoffen. Organische stoffen zijn stoffen die koolstof-waterstofverbindingen (C-H) bevatten, bijvoorbeeld glucose (C6H12O6).
Die suiker maakt de plant van het water en de kooldioxide. Maar er is energie voor nodig. En die krijgt de plant van het licht. En zo maakt de plant voedsel van water, kooldioxide en licht: fotosynthese.
We kunnen niet zonder bossen. Ze zorgen voor zuurstof en regen, ze bieden een thuis aan bijzondere planten, dieren én mensen en ze spelen een belangrijke rol in het tegengaan van klimaatverandering. Zonder bos is er geen leven.
Planten in het donker groeien sneller dan planten die in het licht staan, doordat planten die in het donker staan een zekere overlevingsdrang hebben en daardoor, door bepaalde groeistoffen, naar het licht toe willen groeien.
Fotosynthese vindt voornamelijk plaats in de bladgroenkorrels van planten, verbranding vindt plaats in de cellen van alle organismen, mensen, planten, dieren, schimmels en bacteriën.
Het was: Blaadjes, stengels, wortels, de vrucht, bloemen en het zaad.
Planten kun je indelen in verschillende soorten: wieren, mossen, paardenstaarten, varens en zaadplanten.
Bij de fotosynthesereactie zet de plant anorganische stoffen zoals koolstofdioxide en water met behulp van zonne-energie om in het organische, energierijke glucose. Hierbij komt ook zuurstof vrij. De plant kan deze zuurstof afgeven aan zijn omgeving.
Om te kunnen groeien, hebben planten water, koolstofdioxide (uit de lucht) en energie van zonlicht nodig.
Bladeren van loofbomen bevatten chlorofyl. Dit chlorofyl zorgt ervoor dat planten van de lente tot en met de herfst met behulp van zonlicht koolstofdioxide en water kunnen omzetten naar allerlei complexe stoffen (zetmeel, suikers) en zuurstof. En deze stof zorgt ook voor de groene kleur van de bladeren.
Planten halen koolstofdioxide uit de lucht, waar ze overdag zuurstof van maken. Door de afwezigheid van zonlicht werkt dit proces 's nachts niet, en dus verbruiken de planten 's nachts alleen maar zuurstof.
Ieder blad heeft allemaal hele kleine mondjes op zijn onderkant, daarmee ademt het blad koolstofdioxide in en zuurstof uit. Mensen en dieren doen dat juist andersom, die ademen dus zuurstof in en koolstofdioxide uit. Een plant zuigt water op uit de grond en dat water gaat naar de bladeren.
Het licht dat nodig is voor fotosynthese vangen planten op met de kleurstof chlorofyl. Chlorofyl zit in bladgroenkorrels en geeft planten hun groene kleur. 's Winter is er minder zonlicht en door de kou kunnen planten geen water transporteren. Daarom stoppen ze hun fotosynthese.