Fermata = 1) rustteken (muz.)
Halve rust = 2 tellen. Kwart rust = 1 tel. Achtste rust = 1/2 tel. Zestiende rust = 1/4 tel.
Zo duurt een kwartnoot of kwartrust met een punt dus drie achtsten, waar een normale kwart slechts twee achtsten duurt. Omdat in de muzieknotatie de duur van de eerstvolgende kortere noot steeds de helft is van de vorige, biedt puntering de mogelijkheid een toon- of rustduur van drie tellen met één symbool te noteren.
De halve rust heeft, net als de halve noot, een duur van 2 tellen.
Met articulatie wordt in de muziek bedoeld: de manier waarop je de noten speelt. Staccato = los van elkaar of kort gespeeld. De tonen worden gespeeld alsof er tussen de noten een kleine rust staat. Staccato wordt aangegeven met punten onder of boven de noten.
Herstellingsteken = Een herstellingsteken, een ♮, wordt in muzieknotatie gebruikt om eerdere verhoging of verlaging van een noot met een kruis of mol te herstellen tot de stamtoon.
We gebruiken de eerste 7 letters van het alfabet om de muzieknoten een naam te geven: A, B, C, D, E, F en G. Als je die op een piano speelt, gebruik je de witte toetsen, en die noemen we de stamtonen. In het rijtje A B C D E F G klinkt A het laagst, en G het hoogst.
Een legatoboog is een symbool in muzieknotatie dat als boog boven of onder een groep noten gezet wordt om aan te geven dat de tonen aan elkaar vast gespeeld moeten worden (legato).
In een ¾ maatsoort duurt de hele rust 4 tellen, de halve rust 2 tellen, de kwartrust 1 tel enz. Maar is de maatsoort een ⅜ maat, dan duurt de hele rust 8 tellen, de halve rust 4, de kwartrust 2 tellen enz.
Een partituur bevat alle stemmen van een muziekstuk. Ze staan in een vaste volgorde onder elkaar: houtblazers bovenaan, dan koperblazers, vervolgens slagwerk en harp, dan de strijkers. De partituur is het uitgangspunt voor een dirigent die hiermee de volledige ontwikkeling van alle instrumenten overziet.
A, B, C, D, E, F en G.
Nou, als je leert op een piano met 88 toetsen, dan is de eerste noot een A, de volgende een B en ga zo maar door. Onthoud dat wanneer je G hebt bereikt, het muzikale alfabet weer vanaf het beginpunt begint.
Achtste noot en zestiende noot
Een achtste noot is de helft van een kwart noot. Er passen dus 2 achtste noten in een kwart noot, 4 achtste noten in een halve noot en 8 achtste noten in een hele noot. De nootduur van een achtste noot is een halve tel.
Ritme: nootwaardes en rusten
Zoals je kunt zien, duurt een hele noot twee keer zo lang als een halve noot. Een halve noot duurt op zijn beurt twee keer zo lang als een kwartnoot, enzovoort.
Een maat kan bestaan uit 8 achtste noten, of uit 4 achtste noten en 2 kwart noten, enzoverder, zolang de totale tijdsduur maar 4 tellen is.
De notennamen zijn A, B, C, D, E, F en G, dit zijn de namen van de stamtonen. De notennamen en de plek waar je deze opschrijft in het notenschrift. Van elke noot die je opschrijft in het notenschrift is het geheel duidelijk welke toon je moet spelen en hoe die heet. Een noot kan maar één naam hebben.
De viool- of G-sleutel is het teken aan het begin van de notenbalk dat bepaalt dat de noot door het tweede lijntje van onder als de toon g klinkt.
Standaard bladmuziek bestaat uit:
een notenbalk, bestaande uit vijf horizontale lijnen die de hoogte van een klank aangeven. Overigens kan het vóórkomen dat een noot niet op de notenbalk past. Dan wordt er door de noot die boven of onder de notenbalk zweeft één of meer streepjes gezet.
Met voortekens (een kruis, een mol of herstellingsteken) geef je in muzieknotatie aan dat een noot verlaagd of verhoogd moet worden.
Een kruis noem je een vast voorteken als het helemaal vooraan de notenbalk genoteerd staat, naast de sleutel. Wanneer de toonsoort G majeur is b.v. (zie ook het artikel over toonsoort bepalen), dan staat er 1 kruis op de notenbalk, op de lijn van de F. Dit betekent dat iedere F in het muziekstuk verandert in een Fis.
Een mol (♭) voor een noot geeft aan dat deze met een halve toon verlaagd moet worden, net als elke volgende noot met dezelfde toonhoogte (ook octaven hoger of lager) in die maat. Een mol aan het begin van de notenbalk, na de sleutel, geeft aan dat alle noten met deze toonwaarde een halve toon verlaagd moeten worden.
Da capo of D.C. is een herhalingsconstructie in bladmuziek die gebruikt worden om minder noten te hoeven schrijven. Meestal staat het DC-teken ergens helemaal achteraan het muziekstuk om aan te geven dat alles 'nog een keer' gespeeld moet worden.
Een fermate is een speelvoorschrift uit de muzieknotatie, waarmee wordt aangegeven dat een noot wat langer moet worden aangehouden.
Staccato is een van oorsprong Italiaanse term, verwant aan het woord 'staccare', dat 'losmaken' betekent. Als een passage staccato gespeeld moet worden, is het de bedoeling dat tussen de opeenvolgende noten korte stiltes zitten. Dergelijke aanwijzingen worden in de muziek 'articulatie' genoemd.