Als er luchtbelletjes zichtbaar zijn in de injectiespuit, tik dan niet op de cilinder van de spuit om ze naar het oppervlak te laten komen (hierbij bestaat het risico dat de naald die in het flacon zit, geplooid wordt). Verwijder de luchtbelletjes door de rubberen zuiger omlaag en omhoog te duwen*.
Indien het medicijn kant-en-klaar in de flacon zit: a Verwijder de beschermhuls van de opzuignaald. b Zuig een hoeveelheid lucht in de spuit die overeenkomt met de voorgeschreven dosering. c Steek de naald door de rubber dop van de flacon en spuit de lucht in.
Kruimelpad. Lucht in de bloedsomloop kan een levensgevaarlijke situatie veroorzaken. Bij volwassenen ontstaan weliswaar pas verschijnselen als 50-100 ml lucht in de bloedbaan terecht komt.
Verwijder de luchtbel in de spuit niet. Deze zorgt er juist voor dat alle vloeistof kan worden geïnjecteerd. Plaats uw vingers rond de plek waar u de naald inbrengt. Zorg ervoor dat u hierbij een huidplooi oppakt!
Bij het injecteren gaat de luchtbel in de 'stamper' zitten. De luchtbel komt hiermee als laatste bij de opening en helpt op deze manier met het leegmaken van de spuit en de naald.
,,Bij een luchtembolie wordt een relatief grote hoeveelheid lucht via een ader ingespoten. De hersenen verdragen dat niet goed en het zorgt voor zuurstoftekort in het hart.” Volgens de deskundige is het absoluut geen zachte manier om te sterven.
Behandeling bestaat uit preventie van verdere embolisatie, stabilisatie van de vitale parameters en 100% zuurstof. Vroegtijdig contact met een hyperbaar centrum is van belang om te bepalen of de patiënt in aanmerking komt voor hyperbare zuurstoftherapie.
Waar nooit geïnjecteerd mag worden: - In een geopereerde buik of been. - Door vocht gezwollen injectiegebied of trombosegebied. - Lipodystrofie b.v. lipohypertrofie (verdikking van het onderhuids vetweefsel) of lipoatrofie ( putjes in het onderhuids vetweefsel).
De aanwezige luchtbel in de injectiespuit niet verwijderen; deze zorgt ervoor dat alle vloeistof wordt geïnjecteerd. Houd de spuit rechtop tussen duim en wijsvinger. Breng de naald in zijn geheel loodrecht in de huidplooi.
Fraxiparine® injecteert u vlak onder uw huid. Doe dit aan de voor- of zijkant van uw buik. Laat daarbij 5 cm rondom uw navel vrij. U kunt ook in uw bovenbeen spuiten.
Bij een volwassene ontstaan pas verschijnselen als tientallen milliliters lucht in de bloedsomloop belanden. Wanneer dit gebeurt is het belangrijk om de toediening van stollingsfactorconcentraat direct te staken.
Dit is een reactie van de bloedvaten op de gegeven vaccinatie. Soms wordt bij het vaccineren een klein bloedvat geraakt. Dit kan voor een bloeduitstorting zorgen. Ook kan de huid rond de injectieplaats wit worden.
Er kan een bloeddruppeltje ontstaan op de injectieplaats. Een pleister is meestal niet nodig. Let op: Wrijf na het injecteren niet over de injectieplaats. Dit kan blauwe plekken verergeren of veroorzaken.
Bij het opzuigen van insuline moet eerst een hoeveelheid lucht worden opgezogen die overeenkomt met de dosis. Deze lucht moet in de flacon worden geïnjecteerd om het opzuigen van de insuline nadien te vergemakkelijken.
Een van de mogelijke complicaties is het per ongeluk aanprikken van een bloedvat. Wanneer de medicatie dan toch ingespoten wordt, kan dit direct in het bloedvat terecht komen. In ernstige gevallen leidt dit mogelijk tot shock of coma.
Om de werking van de insuline goed te kunnen sturen, is het van belang dat de insuline in het onderhuidse vetweefsel wordt geïnjecteerd (subcutane injectie) en niet in de spier. Als de insuline in een spier wordt geïnjecteerd, kan er ernstige hypoglykemie optreden.
Plaats de naald loodrecht in de huidplooi, in een hoek van 90 graden. De naald mag helemaal in de huid. Laat de huidplooi los. Spuit vervolgens langzaam de vloeistof in, door de zuiger rustig naar beneden te drukken.
Zelfs bij zwaarlijvige patiënten wordt het subcutane weefsel aanzienlijk dunner naar de zijkant toe. Vaak is er een voorkeur voor de buik omdat er voldoende vetweefsel is en het makkelijk is om hier een huidplooi ten nemen. Indien men een huidplooi neemt kan men injecteren tot op 2 vingers van de navel.
De rangeertechniek wordt bij het toedienen van etsende en stroperige vloeistoffen gebruikt om het terugvloeien van de vloeistof te voorkomen waardoor het subcutane weefsel kan worden beschadigd of pijn veroorzaakt wordt.
Bij intramusculaire injecties vindt de inspuiting (injectie) plaats in spierweefsel. De vloeistof wordt sneller (binnen 15 – 20 minuten1) in de bloedsomloop opgenomen dan na een subcutane injectie.
Voor een intramusculaire injectie geldt dat er maximaal vijftien millimeter vloeistof mag worden ingespoten.
Een embolie is een verstopping van een slagader of een ader in uw lichaam. Meestal wordt de verstopping veroorzaakt door een stukje losgeraakt bloedstolsel (dit wordt ook wel een bloedpropje of een embolus genoemd). Zo'n embolus ontstaat als u trombose heeft.
Wanneer de katheter niet goed is afgesloten, bestaat er kans op een luchtembolie: het aanzuigen van veel lucht in de bloedbaan. Gebruik daarom altijd de bionecteur. Een luchtembolie kan benauwdheid veroorzaken. Neem in dat geval onmiddellijk contact op met een arts.
Om medicijnen toe te dienen via de bloedvaten en bloed af te nemen voor onderzoek is een infuus nodig. Een infuus veroorzaakt schade aan de bloedvaten. Als er vaak medicijnen via de bloedvaten gegeven worden of vaak bloed afgenomen moet worden kan een PICC-lijn een goed alternatief zijn om schade te voorkomen.