Een onvoltooid deelwoord is een werkwoordsvorm die bestaat uit het hele werkwoord met d of de erachter. Bijvoorbeeld: Fluitend fietste hij voorbij. Je gebruikt deze vorm als je wilt aangeven dat je iets aan het doen bent, terwijl je ook iets anders doet. Deze vorm wordt ook wel tegenwoordig deelwoord genoemd.
Het voltooid deelwoord staat meestal achter in de zin en begint meestal met -ge.ook moet er een hulpwerkwoord in de zin staan bijvoorbeeld heb. zodat je bijvoorbeeld kan zeggen ik HEB het boek GELEZEN. dan is heb het hulpwerkwoorden en gelezen het voltooid deelwoord.
Bij de onvoltooid verleden tijd gaat het over een handeling die op een exact moment in het verleden plaatsvond. Bij de voltooid verleden tijd gaat het om een afgeronde handeling ergens in het verleden. In een zin die in de onvoltooid verleden tijd staat, komt geen hulpwerkwoord voor.
Noteer de werkwoorden tussen haakjes in de goede vorm (OD = onvoltooid deelwoord; VD = voltooid deelwoord).
Het onvoltooid deelwoord wordt altijd gespeld als het hele werkwoord + d. Niets vermoedend verliet hij het huis. Vind jij dat geluid storend? Op de bank zat een zoenend paar.
Voltooid deelwoord = stam + d/t
Die bestaat uit een vorm van het hulpwerkwoord “zijn” of “hebben” en een voltooid deelwoord. De werkwoorden waarvan de werkwoordstam op een letter uit 't kofschip eindigt, krijgen een “t” erachter. Werkwoorden waarvan de stam niet op een letter uit 't kofschip eindigt, krijgen een “d”.
Een onvoltooid deelwoord is een werkwoordsvorm die bestaat uit het hele werkwoord met d of de erachter. Bijvoorbeeld: Fluitend fietste hij voorbij. Je gebruikt deze vorm als je wilt aangeven dat je iets aan het doen bent, terwijl je ook iets anders doet. Deze vorm wordt ook wel tegenwoordig deelwoord genoemd.
Hoe werkt het kofschip? Om te bepalen of het voltooid deelwoord of de persoonsvorm verleden tijd een d of t krijgt, neemt je kind eerst de stam (= hele werkwoord -en) van het werkwoord. Als deze op een medeklinker uit 't kofschip eindigt, krijgt het woord een -t.
De verleden tijd (onvoltooid verleden tijd) eindigt op -te(n) of -de(n). Als je niet weet of het -te of -de moet zijn, dan gebruik je de regel van 't ex-kofschip: Kijk naar de infinitief (het hele werkwoord). Haal -en ervan af.
In de taalkunde is een nominale zin (ook bekend als vergelijkingszin) een zin zonder een finiet werkwoord . Omdat een nominale zin geen verbaal predikaat heeft, kan het een nominaal predikaat, een adjectief predikaat, in Semitische talen ook een adverbiaal predikaat of zelfs een prepositioneel predikaat bevatten.
Naast voltooid deelwoorden zijn er ook onvoltooide deelwoorden. Een onvoltooid deelwoord wordt gebruikt om aan te geven dat je iets doet, terwijl je ook iets anders doet. Een voltooid deelwoord wordt gemaakt door een –d of –de achter het hele werkwoord te plakken. Bijvoorbeeld: 'Lachend fietsten wij naar school'.
De verleden tijd van lopen is 'liep'. De klank van dit woord verandert, vandaar dat we spreken van een sterk werkwoord. Het voltooid deelwoord is 'gelopen'.
17 antwoorden
Uw antwoord, antwoord is hier namelijk een zelfstandig naamwoord en dan is het nooit met een t er achter. Wanneer het een werkwoord is, is het in de hij-vorm wel antwoordt.
Beide zijn correct . Had become (hulpwerkwoord+worden) is de voltooid deelwoordvorm. Bijvoorbeeld, "Someone was become ill." Became is de voltooid deelwoordvorm. Bijvoorbeeld, "Someone became ill." De eerste zin suggereert dat er iets is gebeurd in het verleden, terwijl de laatste zin een eerdere gebeurtenis betekent.
Immers: er gebeurde iets 'na dat' er iets anders was gebeurd. Een paar voorbeelden: Goed: nadat we waren ingestapt ging de trein rijden. Fout (minder goed): nadat we instapten ging de trein rijden.
onvoltooid tegenwoordige tijd, o.t.t. (taalkundige term) De onvoltooid tegenwoordige tijd wordt gevormd door aan de stam van het werkwoord een uitgang toe te voegen. Voorbeelden van de onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.) zijn: ik werk, jij denkt, hij gaat, wij wandelen, jullie eten, zij dromen.
De onvoltooid verleden tijd wordt vaak gebruikt om een situatie te beschrijven die zich vóór het moment van spreken of schrijven heeft afgespeeld. Het kan gaan om een eenmalige handeling of om een langere of kortere tijd durende situatie. An werkte gisteren in Brussel. Als kind woonde ik in Maaseik.
We maken een onderscheid tussen tegenwoordige, verleden en toekomende tijden. We maken ook een onderscheid tussen onvoltooide en voltooide tijden: tijden zonder voltooid deelwoord tegenover tijden met een voltooid deelwoord (zoals gesnurkt, gebleven).
De infinitief (of: onbepaalde wijs) is een vormcategorie van het werkwoord. De infinitief wordt ook wel 'het hele werkwoord' genoemd en het is in deze 'standaardvorm' dat werkwoorden in woordenboeken zijn opgenomen. De vorm van de infinitief is onbepaald wat persoon, getal, tijd en wijs betreft.