In het Engels gebruik je de Present Continuous als je praat over iets wat nu aan de gang is, wat je op dit moment aan het doen bent. In moeilijke woorden noem je het de 'duurvorm', omdat het nog steeds voortduurt; het is nog steeds bezig.
Kijk bijvoorbeeld naar de volgende zinnen: Ik ben aan het sporten. We zijn aan het zingen. Ik sta te schreeuwen. Bram zit te gamen.
De present simple (tegenwoordige tijd) gebruik je voor acties die in het heden plaatsvinden, zoals permanente situaties en feiten. De present continuous (progressieve vorm van de tegenwoordige tijd) gebruik je niet voor permanente situaties, maar voor situaties/acties die nu bezig zijn.
Om de present continuous te maken heb je altijd 2 werkwoorden nodig. Namelijk een vervoeging van to be + werkwoord met -ing erachter. - I am reading the newspaper right now.
De duurvorm in de verleden tijd noemen we in de Engelse taal de past continuous. Kijk bijvoorbeeld naar de volgende zinnen: Ik was aan het sporten. We waren aan het zingen. Ik stond te schreeuwen.
Je gebruikt de present continuous als iets NU aan de gang is. Signaalwoorden voor de present continuous zijn: right now, at the moment en now, etc. Als een zin begint met: ''Look!'' of ''Listen!'' … dan moet je ZEKER WETEN de present continuous toepassen.
De present perfect wordt vooral gebruikt bij acties die afgelopen zijn, maar nog wel invloed hebben op het hier en nu. De present perfect continuous gaat vooral over acties die nog steeds voortduren.
De past continuous beschrijft handelingen of gebeurtenissen in een tijd voorafgaand aan het heden, die in het verleden begonnen is en die nog steeds aan de gang is op het moment van spreken. In andere woorden, het beschrijft een onafgemaakte of onvolledige handeling in het verleden.
De Past Simple gebruik je vooral als je het hebt over simpele feitjes uit het verleden: je hebt toen iets gedaan (bijv. I walked home tonight). De Past Continuous benadrukt meer dat de actie een tijdje duurde; je was iets aan het doen.
Vaak staan er in een zin signaalwoorden. Dat zijn woorden die het signaal afgeven dat de zin in de present simple, oftewel in de tegenwoordige tijd staat, bijvoorbeeld: always, never, frequently, often, sometimes, seldom, on Saturdays, in the weekend, during the week.
Present simple tense: vorming
De present simple is de Engelse term voor de tegenwoordige tijd, bijvoorbeeld 'ik tover'. Die tijd heeft bijna altijd eenvoudigweg dezelfde vorm als de infinitief, behalve bij de derde persoon enkelvoud (he/she/it), waar er een -s wordt toegevoegd.
De continuous tense of progressive tense staat ook bekend als duurvorm. Voor deze tijdsvorm wordt de -ingvorm gebruikt. De -ingvorm is opgebouwd uit minimaal een vorm van to be + een werkwoord dat op -ing uitgaat: Are you applying for the job?
De basisregel voor het schrijven van de past simple is: schrijf -ed achter de stam. Belangrijke uitzonderingen zijn: Werkwoorden die eindigen op -e, krijgen alleen -d erachter: - to bake: We baked a delicious cake yesterday.
De present perfect simple is de voltooid tegenwoordige tijd in het Engels. De Engelse perfect tenses worden gebruikt om een link met het heden aan te duiden. Je vormt deze tijd met een vorm van 'to have' (have/has) en met een voltooid deelwoord.
- als iets in het verleden begonnen is en inmiddels is afgelopen: Voorbeeld : I had had the Mercedes for over a year (het gaat hier even niet om de tijdsduur). De Past Perfect Continuous ('ing- vorm') gebruik je: - als iets in het verleden begonnen is, inmiddels is afgelopen en je wilt vooral de tijdsduur benadrukken.
De Past Simple gebruik je voor handelingen of gewoontes die in het verleden hebben plaatsgevonden en die nu helemaal afgelopen zijn. In het Nederlands is dit gelijk aan de voltooid tegenwoordige of onvoltooid verleden tijd.
Signaalwoorden die aantonen dat het om een past simple gaat
Last week, last month, ten years ago, in 1990, yesterday, …
Has en have komen van hetzelfde werkwoord af: hebben, in het Engels to have. Je gebruikt has bij enkelvoud en have bij meervoud. Allebei in de tegenwoordige tijd!
De present perfect heeft alles te maken met het verleden en het nu. Je gebruikt de present perfect als de zin iets over het verleden zegt en ook nu nog bezig is of nu nog invloed heeft. - I have learned English. --> present perfect --> Het is gebeurd (voltooid) en heeft ook nu nog invloed.
Je gebruikt de past perfect (had + voltooid deelwoord) wanneer je meerdere momenten in het verleden bespreekt. De past perfect gebruik je dan voor dat wat het langst geleden is en de past simple voor dat wat minder lang geleden heeft plaatsgevonden.
Het woord were is verleden tijd van to be. Het betekent was of waren. Ook kan were onderdeel zijn van de 'past continuous' werkwoordsvorm, wat uit twee delen bestaat: was/were + het werkwoord dat eindigt op -ing. De betekenis van were valt dan weg.