Aanhalingstekens worden gebruikt om een of meer woorden of zinnen voor de lezer te markeren. Er zijn twee soorten aanhalingstekens: enkele en dubbele. (1) “Dit zijn dubbele aanhalingstekens”, zei hij. (2) Aanhalingstekens worden 'geopend' en 'gesloten', zoals dat heet.
Aanhalingstekens zet je ergens omheen, bijvoorbeeld om een citaat of een zelfbedacht woord. Ná de beginaanhalingstekens komt nooit een spatie.
Er zijn geen vaste regels voor het gebruik van enkele of dubbele aanhalingstekens. Tegenwoordig krijgen enkele aanhalingstekens meestal de voorkeur. Aanhalingstekens geven aan dat woorden letterlijk geciteerd worden. Ze worden ook gebruikt om de betekenis van een woord of uitdrukking te omschrijven.
Aanhalingstekens plaatsen we voor en achter een citaat, zonder spatie ertussen. Daarvoor gebruikt men steeds meer de enkele aanhalingstekens. Een leesteken (punt, komma, uitroepteken of vraagteken) wordt voor 'aanhalingstekens sluiten' geplaatst als dat bij het citaat hoort.
Er is een verschil tussen enkele en dubbele aanhalingstekens. Met dubbele geef je vaak "een citaat weer"; met enkele markeer je bijvoorbeeld woorden die je niet in de 'letterlijke' betekenis gebruikt.
Dubbele aanhalingstekens (“deze”) worden in de meeste teksten alleen gebruikt om letterlijke citaten weer te geven. Zo'n citaat kan uit gesproken en uit geschreven taal komen: De Troonrede begint altijd met: “Leden van de Staten-Generaal”. Ze zei vanmorgen nog: “Ik kom op tijd naar huis.”
Enkele aanhalingstekens ('deze') kun je onder meer gebruiken bij titels, bij ironisch taalgebruik en bij zelfbedachte woorden.
Voor de volgorde van de punt en het aanhalingsteken geldt de zogenoemde elda-regel: eerst leesteken, dan aanhalingsteken (of afhalingsteken): Hij zei: "Dat is waar." Hij vroeg: "Is dat waar?" Hij riep: "Dat is toch niet waar!"
Een citaat wordt altijd tussen dubbele aanhalingstekens geplaatst. Het citaat wordt gevolgd door een verwijzing tussen haakjes - achternaam auteur(s), jaartal, paginanummer(s) - of door de auteur(s) in de tekst te noemen. Let op: Een citaat wordt niet cursief geschreven.
Gedachten krijgen geen aanhalingstekens.Je schrijft wat iemand denkt verder in een aparte zin die begint met een kleine letter.
Titels kunnen tussen aanhalingstekens geplaatst worden in contexten waar om technische redenen geen cursivering wenselijk of mogelijk is, bijvoorbeeld in e-mailberichten. De aanhalingstekens worden meestal weggelaten als elk woord van de titel een hoofdletter draagt, bijvoorbeeld in titels van kranten en tijdschriften.
Bij het citeren van een zin is het voldoende om de eerste twee woorden en de laatste twee woorden te noteren. Begin de zin met aanhalingstekens en een hoofdletter. Eindig de zin met een punt.
Als een zin eindigt met een citaat (bijvoorbeeld directe rede) dat op zichzelf een hele zin is, dan staat de slotpunt van die aangehaalde zin voor het aanhalingsteken. Er komt geen extra punt meer na het aanhalingsteken om de volledige zin (Hij zei …) af te sluiten.
Veelgestelde vragen
Je plaatst een zinseindeteken, zoals een punt, uitroepteken of vraagteken, bij een citaat tussen aanhalingstekens binnen de aanhalingstekens.
Als een aanhaling van één zin of van meer zinnen onderbroken wordt, spreken we van een onderbroken aanhaling of een onderbroken citaat. Combinaties als zei ze, vertelde hij en vroeg ze noemen we citaatonderbrekers. 'Ik ga naar huis', zei ze. 'Die opdracht zal tot morgen moeten wachten.
Als je naar persoonlijke communicatie verwijst in je tekst, zet je de initialen en achternaam van je bron tussen haakjes, samen met de woorden “persoonlijke communicatie”, en de datum waarop je de informatie hebt verkregen.
Als het citaat op zichzelf een vraag is, plaats je het leesteken binnen de aanhalingstekens.Wanneer enkel de inleidende zin een vraag is, plaats je het vraagteken achter het leesteken.
Voor het weergeven van een gedachte worden er geen aanhalingstekens gebruikt. Er komt ook geen hoofdletter na de dubbele punt. Hij dacht: nu is het genoeg.
De dubbelepunt (ook: dubbele punt, dubbelpunt) is een leesteken gevormd door twee boven elkaar geplaatste punten.
Aanhalingstekens zijn bedoeld om citaten aan te halen. Tegenwoordig gebruikt men voor gesproken woord enkele aanhalingstekens en voor geschreven woord (citaat) dubbele aanhalingstekens. Het kan ook andersom, maar houd in elk geval eenheid aan.
Haakjes zijn leestekens die worden gebruikt om extra informatie aan een zin toe te voegen of om correct naar bronnen te verwijzen in een academische tekst. De informatie of verwijzing staat altijd tussen haakjes, wat betekent dat een openend haakje niet kan worden geplaatst zonder een sluitend haakje en vice versa.
Vuistregel: als je het kan horen, dus fluisteren, zeggen, schreeuwen, piepen, altijd tussen aanhalingstekens. Als je de dialoogzin in enkele aanhalingstekens hebt staan, zet dan het citaat "Amsterdam" tussen dubbele aanhalingstekens.
APA-verwijzingen in de tekst bestaan uit de achternaam van de auteur en het jaar van publicatie. Wanneer je een specifiek deel van een bron aanhaalt, moet je ook het paginanummer of het bereik opnemen in je verwijzing. Voorbeelden zijn: (Benders, 2020, p. 70) of (Ayuk, 2021, pp. 39-41).