Zaai de twee rijen wel in dambord motief. Wil je nog een dubbele rij tuinbonen zaaien, laat dan tussen de dubbele rijen 60 cm (zie afbeelding). Zaai je tuinbonen 5cm diep, de zaden zijn de grootte van een stuk van 1 euro, je moet ze dus redelijk diep planten.
Duw de zaden vijf centimeter, op lichte grond zelf negen centimeter, diep in de grond. Breng rond de voet van de plant wat extra aarde aan. Zo krijgen de planten meer wortels, waardoor ze beter groeien en steviger staan. Afhankelijk van het ras kunnen de tuinboon planten tussen de 70 en 140 cm hoog worden.
Tuinbonen zaai je op ongeveer 5 cm diepte. Het worden redelijk stevige rechtopstaande planten die verder geen ondersteuning nodig hebben. Bij het uitplanten (of ter plekke zaaien) houdt je een plantafstand aan van 15 cm, en tussen de rijen 60 cm.
De tuinboon vormt een penwortel die wel tot 110 cm diep kan gaan. De grove sterke zij- wortels worden vroeg aangelegd.
Ontkiemen duurt 3 - 8 weken, afhankelijk van de grond- en buitentemperatuur. Houd tussen de zaden 40 - 60 cm ruimte aan in de rijen. Er kan ook in dubbele rijen worden gezaaid. Houd ongeveer 20 - 25 cm ruimte aan tussen de rijen.
In rijen kan je ongeveer 5 tot 8 tuinboon planten per strekkende meter laten groeien in de volle grond.
Een bodemtemperatuur tussen 12 en 15°C is ideaal. Kies in elk geval een zonnige plaats in je tuin, want in de zon zullen ze beter groeien en lekkerder smaken. Voor je gaat zaaien, week je de bonen best een nachtje in water om de kieming te bevorderen en de kans op succes te vergroten.
Peulvruchten hebben geen mest nodig, ze halen zelf stikstof uit de lucht. Nou is de grote tuinboon een beetje een uitzondering. Die maakt zulke grote peulen, dat een beetje compost of koemestkorrels geen kwaad kan.
Geef hoge tuinbonen een stevige ondersteuning. Bedek ze met netten om vraat van vogels en ander ongedierte tegen te gaan. Zaai buiten vanaf eind februari tot eind maart op een zonnige, beschutte en goed bemeste plaats. Zaai 5 - 7 cm diep in dubbele rijen die 23 cm van elkaar afliggen.
Bonen zaai je van begin mei tot eind juni. Dan moet het wel warm en droog zijn, want bij kou en regen komen de bonen niet goed op. En laat dat nu net geen garantie zijn in Nederland. Bovendien zijn de jonge zaailingen erg kwetsbaar voor nachtvorst.
Steek je boontjes 2 cm diep onder de grond. Druk de grond niet aan. Zaai je boontjes ongeveer 10 cm uit elkaar in rijen. Hou ongeveer 40 cm tussen de rijen.
In de volle grond stop ik de zaden redelijk diep, zo'n 5 cm omdat muizen en vogels er dol op zijn. Je kunt een afstand aanhouden van ongeveer 10-12 centimeter in de rij en 50-60 centimeter tussen de rijen. Tuinbonen hebben niet veel nodig: een beetje compost is genoeg.
Door de top uit tuinbonen te verwijderen zorg je dat luizen niet goed meer op de planten kunnen landen en daarmee kun je de aantasting dus wat beperken (mits je dat doet wanneer ze nog niet een echte plaag is). Die jonge toppen zijn trouwens eetbaar, je kunt ze stoven of bakken.
Water. Tuinbonen zijn sterk en kunnen wel tegen wat schommelingen van luchtvochtigheid in de aarde. Zorg dat de aarde licht-vochtig is bij het zaaien en laat de aarde niet helemaal gortdroog worden in de fase van ontkieming. Daarna licht-vochtig houden, maar je hoeft echt niet elke dag op te letten.
Zaai pas bonen in volle grond wanneer er geen vorst meer te verwachten is, in de regel vanaf half mei. Onder koude en vochtigheid kwijnen de zaden weg. Een bodemtemperatuur van 12°C is nodig voor een goede opkomst. Eventueel kan onder glas worden gezaaid vanaf april, om in mei uit te planten.
Maar tuinbonen zaaien in een koude bak kan in januari uitstekend! De zaden ontkiemen al vanaf 5 graden boven nul en een beetje vorst is geen probleem, want tuinbonen zijn winterhard.
Tuinboon – andijvie, kool, sla, spinazie, selderij. Wortel – aardbei, bieslook, boon, dille, erwt, knoflook, kool, prei, radijs, sla, snijbiet, tomaat en ui.
De tuinbonen zelf zijn omhuld met een lichtgroen velletje, dat dikker is naarmate de bonen groter zijn. Omdat dit velletje ook na het koken hard en stug blijft, worden tuinbonen vaak gekookt in een mengsel van water en een beetje melk. De melk in het kookwater zorgt ervoor dat de de velletjes zacht worden.
Veldbonen en tuinbonen zijn van dezelfde soort: Vicia faba. Tuinbonen worden groen geoogst en veldbonen worden pas geoogst als de peulen uitgedroogd zijn. Veldbonen zijn onder gunstige omstandigheden de meest productieve peulvruchten.
Bonen zorgen zelf voor stikstof doordat ze stikstof uit de lucht opslaan in de wortelknobbeltjes (stikstofsynthese). Daarom hebben ze weinig bemesting nodig. Compost van plantaardig materiaal is ideaal. Ook om bonenvliegen tegen te gaan, die afkomen op stalmest.
Kleine tuinbonen zijn het lekkerst. Hoe verder je in het tuinbonenseizoen bent, hoe groter, taaier en minder smaakvol de bonen worden. Voel altijd even aan de peul of deze stevig is en er genoeg bonen in zitten.
Zaai boontjes 2 tot 4 cm diep. In zandgrond kun je iets dieper planten, in kleigrond iets minder diep. Zaai of Plant struikbonen 8 cm uit elkaar en de rijen 40 cm tussen de rijen. Voor stokbonen zet je om de 50 cm een stok die je diagonaal plaatst recht tegenover een andere stok.
Een bodemtemperatuur tussen 12 en 15°C is ideaal. Kies in elk geval een zonnige plaats in je tuin, want in de zon zullen ze beter groeien en lekkerder smaken. Voor je gaat zaaien, week je de bonen best een nachtje in water om de kieming te bevorderen en de kans op succes te vergroten.
De ideale temperatuur voor het zaaien van bonen in de volle grond, is minimaal 10 tot 12 graden. Wanneer je je bonen hebt voorgezaaid, plant je ze half mei buiten uit. Zorg ervoor dat de bonen op een zonnige plek staan en dat regenwater makkelijk afgevoerd kan worden. Bonen kunnen namelijk niet goed tegen veel regen.